in de oudheid oorspronkelijke benaming voor het geheele binnenland der westelijke helft van de noord-afrikaansche kust; de naam is afkomstig van de herdersvolken, die door de Grieken Nomades, en daarnaar door de Romeinen Numidae werden genoemd. Deze in de tegenwoordige Berbers voortlevende stammen waren vrijheidlievende, krijgszuchtige, ongestadige ruitervolken, die in hoofdzaak van hun kudden, van jacht en oorlog leefden; vooral machtig onder hen waren de Massyliërs in het midden en de Massaesyliërs in het westen van het gebied.
Zij kwamen in de punische oorlogen met de Romeinen in aanraking en ondersteunden hen voor een gedeelte tegen Carthago. Tot dank daarvoor werd 201 v. Chr. Masinissa (zie ald.), de vorst der Massyliërs, met het vroeger onder carthaagsche heerschappij staande kustgebied van de Groote Syrte tot aan de rivier Muluchat (thans Mulaja) met uitzondering van het eigenlijke carthaagsche gebied beloond; hij stichtte het eerst een rijk N. met de hoofdstad Hippo (Hippo Regius, thans Sebus), later Cïrta (thans Constantia). Na de verwoesting van Carthago, 146 v. Chr., werd het toenmalige gebied van Carthago tot romeinsche provincie met den naam Afrika gemaakt, het rijk N. bleef bestaan, doch werd alleen een weinig verkleind.
Romeinsche provincie werd N. eerst na den slag van Thapsus (46 v. Chr.) en het kreeg den naam Africa nova, in tegenstelling tot de oude provincie Afrika (Africa vetus). In 30 v. Chr. maakte Augustus deze provincie weer tot een zelfstandig koninkrijk onder Juba II (zie ald.), doch 25 v. Chr. wees hij Mauretanïë aan Juba toe en smolt N. met Africa vetus samen tot de provincie Afrika. Onder Septimïus Severus (193—211) werd N. andermaal als zelfstandige provincie ingericht en is zulks in de Diocletiaansch-Constantijnsche monarchie gebleven.
Constantijn schonk daaraan zijn bijzondere gunst, weshalve de provincie zich Numidia Constantina noemde. Het land geraakte in den keizertijd evenals het naburige Africa vetus tot hoogen bloei; in de 4de eeuw na Chr. telde men er 123 bisschopszetels. Onder de steden dienen behalve de genoemde residenties vooral Lambaese (thans fransche strafkolonie Lambèse) en Theveste (thans Tebessa) genoemd. In de 5de eeuw stichtten ook in N. de Vandalen hun rijk, onder Justinianus werd het herwonnen, doch geraakte later onder de heerschappij der Arabieren.