Niccolum, scheikundig teeken Ni, atoomgewicht 58.7, een wit, vast, smeedbaar metaal, dat een soortelijk gewicht heeft van 8.97; het smelt bij iets lagere temperatuur dan ijzer en is vrij sterk magnetisch. In de natuur komt het voor verbonden met arsenik als kopernikkel, en met arsenik en zwavel in nikkelglans en enkele andere delfstoffen; ook wordt het, evenals het kobalt, steeds aangetroffen in het meteoorijzer.
De voor de nikkelproductie belangrijkste ertsen zijn garnieriet, het zwavelnikkel bevattende zwavel- en magneetkies en kopernikkel. De voornaamste vindplaatsen dezer ertsen liggen in Nieuw-Caledonië, Canada, Saksen en Westfalen. De manier van vrijmaking van het metaal is bij elk erts verschillend. Zuiver N. gelijkt veel op kobalt; het is plat- en smeedbaar en kan tot draad worden getrokken. In den handel komt het voor in den vorm van dobbelsteenen en platen. In zijn verbindingen komt het N. veel overeen met het kobalt.
De nikkelzouten hebben meest alle een groene kleur; zij worden bij verhitting of ontwatering geel. Tot op het midden der 19de eeuw bleef de toepassing van het N. beperkt tot het maken van z.g. nieuwzilver; sinds bezigt men het ook als muntspecie, voor galvanische vernikkeling (vooral van ijzeren voorwerpen), enz. en zijn verbinding met ijzer heeft onder den naam nikkelstaal reeds allerlei toepassing gevonden;