een groenachtige of ook wel witachtige-delfstof; in dunne plaatjes doorschijnend, overigens taai en in hardheid met veldspaat overeenkomend. Het N. bestaat uit kiezel-, talk- en kalkaarde, door ijzer en mangaan-oxydule gekleurd.
Het schijnt uit Siberië en China afkomstig te zijn. In den tijd der paalwoningen maakte men uit dit mineraal geslepen werktuigen.