het etmaal waarin dag en nacht even lang zijn. De dag, de tijd van zonsoptot zonsondergang, is niet steeds even lang als de nacht, dit is integendeel tusschen pool en evenaar slechts tweemaal per jaar het geval, n.l. op 21 Maart en 23 Sept.; alsdan gaat de zon in vlakke streken des morgens om 6 uur op en des avonds om 6 uur onder.
Dag en nacht zijn aan elkander gelijk; men noemt deze dagen daarom dag- en nachtevening (21 Maart) of aequinoctium. Nachteveningspunten, aequinoetiaal-punten, noemt men de punten van den hemel (zie ald.) waarin het vlak van de eliptica en van den aequator der aarde elkaar snijden. Wanneer de zon zich in een dezer punten bevindt, zijn op de geheele aarde dag en nacht even lang. De N. behouden niet voortdurend dezelfde plaats aan den hemel; zij bewegen zich langzaam in de richting van het oosten naar het westen. Ten gevolge van dit verschijnsel beschrijven alle sterren in ongeveer 25.000 jaren een cirkel om de polen van de ecliptica, en dit tijdperk heet het Platonische jaar. De oorzaak van de verplaatsing der N. is gelegen in de aantrekking der zon op de aarde; a. d. aequator werkt die aantrekking het sterkst, omdat daar de meeste stof zich bevindt. Ten gevolge van den hellenden stand van het vlak van den aequator op de ecliptica, tracht dus de zon die vlakken samen te doen vallen, hetwelk belet wordt door de dagelijksche beweging der aarde.