Gepubliceerd op 14-03-2021

Zon

betekenis & definitie

het centrale en grootste lichaam van ons zonnestelsel. Alle hemellichamen, die tot dat stelsel behooren, bewegen zich om haar en ontvangen van haar licht en warmte.

De Z. vertoont zich op haar gemiddelden afstand van de aarde, 149.480.000 km., als een volkomen ronde, scherp begrensde, schitterende schijf. In werkelijkheid heeft zij een bolvormige gedaante, en een middellijn van 1.390.890 km. (d. i. driemaal den gemiddelden afstand van de maan van de aarde). De Z. overtreft in grootte de aarde 1.297.000 maal en alle groote planeten tezamen ongeveer 600 maal. Haar massa is 322.500 maal zoo groot als die der aarde; een stuk van de Z. ter grootte van de aarde heeft dus slechts x/4 van het gewicht onzer aarde. De Z. wentelt in dezelfde richting als waarin de planeten zich bewegen, om een schuinstaande as, die ongeveer 7° afwijkt van een loodlijn op het vlak van de loopbaan der aarde. Behalve haar schijnbare' dagelijksche beweging van Oost naar' West, en haar eveneens schijnbare jaarlijksche beweging van West naar Oost heeft de Z. een eigen beweging in de ruimte.

Volgens de nieuwste berekeningen verplaatst zij zich met een snelheid van 20 km. in de seconde naar het sterrebeeld Lier. Het licht dat zij uitstraalt is volgens Zöllner 619.000 maal sterker dan dat van de volle maan. Haar temperatuur bedraagt waarschijnlijk 6 a 8000 graden Celsius. Bij het onderzoek met het gewapend oog vertoont de zonneschijf zich niet overal even helder. Eerstens neemt de lichtsterkte van het midden naar de randen allengs af. Hieruit maakt men op, dat de Z. een atmosfeer bezit, welke de stralen bij haar doorgang absorbeert, te sterker naarmate zij een grooteren weg in haar hebben af te leggen.

Verder ziet de oppervlakte der Z. er vlokkig, wolkig uit, wat nog sterker uitkomt in photographieën ervan. Ook geeft zij vlekken (de dusgenaamde zonnevlekken, zie aldaar) en netsgewijs vertakte lichtaderen (de z.g. fakkels) te zien, deze laatste vooral in de omgeving der vlekken. Bij totale zonsverduisteringen is de schijf omgeven door een onregelmatig wit lichthulsel, de corona (zie ald.). Bovendien vertoonen zich dan aan de randen der schijf zeer veranderlijke roode uitsteeksels, protuberansen geheeten. Wat het spectrum der Z. betreft, zie Spectraalanalyse.Voor de theorie van de natuur der Z. hebben zich vooral Kirchhoff, Secchi, Faye, LangL ley, Young en Zöllner verdienstelijk gemaakt. In Engeland en Amerika bestaan speciale „zonuewachten”. Naar hetgeen men thans weet is de Z. een bolvormig' lichaam, waarschijnlijk bestaande uit gloeiende gassen, zoodanig samengeperst, dat haar dichtheid die der vloeistoffen nabijkomt, doch met een warmtegraad die boven de kritische temperatuur ligt, zoodat zij niet tot vloeistoffen kunnen worden samengeperst. Om deze kern breidt zich de photosfeer uit, wellicht een mengsel van gassen en vloeistoffen; hiervan gaan het licht en de warmte der Z. uit en zij is de voor ons zichtbare oppervlakte der Z. Zij is omgeven door een purperen laag van eenige duizenden km. hoogte, de chromosfeer. Deze is de eigenlijke atmosfeer der Z. en bestaat in haar bovenste lagen uit gloeiend waterstofgas, Helium en Calcium, en in haar onderste lagen uit gloeiende dampen van vele metalen (ijzer, magnesium, calcium, natrium, enz.).

Deze chromosfeer is gewoonlijk alleen met behulp van den spectoskoop zichtbaar. Bij totale zonsverduisteringen vertoont zij zich als een smalle, purperen zoom om den rand der Z. De protuberansen komen voort uit de chromosfeer en bestaan voornamelijk uit uitbarstingen van waterstofgas; zij zijn, evenals de zonnevlekken, onderworpen aan een elfjarige periode; gedurende een z.g. vlekkenminimum zijn de protuberansen lager en minder in getal dan anders. In het inwendige der Z. schijnt een periodieke storing te bestaan, die zoowel op de vlekken als op de protuberansen invloed heeft; de maxima dezer verschijnselen schijnen echter niet altijd samen te vallen. Het uiterste hulsel om de Z. is eindelijk de corona; ook de corona is alleen bij totale zonsverduisteringen waarneembaar. Om de studie der chromosfeer en der corona heeft men sinds een halve eeuw alle totale zonsverduisteringen ijverig waargenomen.

Ook Nederlandsche expedities werden herhaaldelijk uitgezonden, het laatst nog in 1901 naar Sumatra en in 1905 naar Spanje. Een theorie van de physiische gesteldheid der Z., die alle bijzonderheden verklaart, heeft men nog niet kunnen ontwerpen. Integendeel wordt, hoe meer bijzonderheden men van de Z. leert kennen, de natuur van dit hemellichaam raadselachtiger.