methylwaterstof, licht-koolwaterstof, CH4, de eenvoudigste verbinding van koolstof en waterstof; M. vindt men dikwijls in de steenkolengroeven en het wordt daarom ook mijngas genoemd; het vormt zich bij de langzame ontleding van plantaardige stoffen bij afsluiting der lucht en ontwijkt uit den bodem van moerassen en stilstaande wateren; daaraan heeft het den naam van moerasgas te danken. Op verschillende plaatsen stroomt dit gas uit den grond, bijv. in Baku aan de Kaspische zee.
Door onmiddellijke vereeniging der elementen kan men het M. niet bereiden. Deze verbinding ontstaat echter wanneer een mengsel van zwavelkoolstof en zwavelwaterstof over gloeiend koper geleid wordt. Zuiver moerasgas verkrijgt men door verhitting van natriumacetaat (het natriumzout van azijnzuur, acidum aceticum) Na C2 H3 02, met natriumhydroxyde (bijtende soda), waarbij natriumcarbonaat ontstaat. M. is een kleur- en reukeloos gas, dat met een blauwe, weinig lichtgevende vlam brandt. Met 10 vol. lucht of met 2 vol. zuurstof vormt het een mengsel, dat hevig ontploft wanneer het met een vlam in aanraking komt. De samenstelling van M. kan door middel van den eudiometer bepaald worden. 1 vol. van het gas heeft om te verbranden 2 vol. zuurstof noodig en vormt dan 1 vol. koolstofoxyde.
De helft der zuurstof wordt dus tot vorming van koolstofoxyde, de overige tot vorming van water verbruikt. 2 vol. M. moeten alzoo bevatten 4 vol. of 4 gew. d. waterstof en 12 gew. d. koolstof. De formule is derhalve CH4.