(grieksch: zwartvoet) zoon van Amythaon, broeder van Bias, wordt in de grieksche mythologie gevierd als ziener en arts. Een paar slangen zouden hem eens, terwijl hij sliep, de ooren uitgelikt hebben, waarna hij de taal der dieren verstond en voorspellen kon.
Toen zijn broeder Bias de dochter van Neleus, den koning van Pylos, Pero genaamd, alleen dan tot echtgenoote kon krijgen wanneer hij de kudde runderen van Iphiclus als huwelijksgift bracht, beproefde M. de runderen te stelen, doch werd gevat en in de gevangenis geworpen. Hier vernam hij van de houtwormen, dat de gevangenis weldra zou instorten en smeekte, dat men hem er uit zou brengen. Nauwelijks was hij buiten of de gevangenis stortte ineen. Toen nu Phylacus, de vader van Iphiclus, van den als ziener erkenden M. vernam, hoe zijn zoon aan nakomelingen komen kon, ontving M. de kudde en won aldus voor zijn broeder de dochter van Neleus. Later huwde hij zelf een dochter van Proetus (zie ald.), koning van Argos, die hij van hevige razernij genezen had en kreeg een derde deel van het koninkrijk. Te Aegosthèna, een vlek in Megaris, had hij een heiligdom met zijn beeldzuil.