Gepubliceerd op 23-02-2021

Marconigraaf

betekenis & definitie

Inrichting, waardoor men, zonder den gewonen telegraafdraad, op grooten afstand teekens kan overseinen. Deze spoedig beroemd geworden uitvinding van Marconi (Branly en Popoff hadden de eerste stappen in die richting gedaan) berust in hoofdzaak op dit beginsel: een stroom, in een metaaldraad ontstaande, verwekt eene electromagnetische of Hertzsche golf in den omringenden ether; wanneer deze golf een tweeden geschikten metaaldraad treft, veroorzaakt zij hierin op hare beurt weder een stroom.

I. Als seingever worden gebruikt een of meer, soms zeer vele, omhoog loopende draden, te zamen een trechtervorm vertoonend, waarvan de wijde opening boven is. In deze draden, 50, 60 of meer meters lang, worden de seingevende stroomen opgewekt, hoofdzakelijk op twee wijzen,
1e. Het benedeneinde van den draad of van de draden is verbonden met een metalen bol. Tegenover dezen bol staat op korten afstand een tweede metalen bol, door een geleiddraad met de vochtige aarde in verband gebracht. De bollen zijn bovendien verbonden met een sterken inductietoestel, die vonken tusschen de bollen kan doen overspringen. Bij voorkeur bezigt men de slingerende ontlading: hierdoor ontstaan wisselstroomen in de seindraden.
2e. De seindraden eindigen in een koperdraad, die eenige windingen maakt, en dan naar de aarde gaat. Rond deze windingen loopen weer een paar windingen van goed geïsoleerden dikken koperdraad; hierdoor moet de electriciteit van den inductietoestel, geholpen door een Leidsche flesch, zich slingerend ontladen. Dan wordt in de eerstgenoemde windingen een wisselstroom veroorzaakt, die zich in den seindraad voortplant. Naarmate de seindraad langer is, heeft de wisselstroom minder perioden; naar die mate wordt de electrische golf ook langer, en de langere golven zijn beter geschikt om zich op verren afstand voort te planten.

II. De seinontvanger bestaat vooreerst uit een of meerdere naar boven uitgespannen geïsoleerde draden. Het benedeneinde dezer draden staat in verband met een coherer. De coherer, reeds in 1890 door Branly ontdekt, wordt gevormd door een weinig, lichtgeoxydeerd metaalpoeder (nikkel, goud, staal) tusschen twee me taal vlakjes, ongeveer 1 m.m. van elkander verwijderd, en in een buisje besloten. Het eene me taal vlak je is in verband met den draad van den seinontvanger, het andere met de aarde. Het metaalpoeder biedt gewoonlijk een grooten weerstand aan den electrischen stroom.

Is echter de wisselstroom, door de electrische golf in den opvangdraad verwekt, machtig genoeg om dezen weerstand te overwinnen, dan wordt het poeder veel beter geleidend; een lichte schok herstelt weder, ten minste ongeveer, den eersten weerstand. Om deze eigenschappen te benuttigen, wordt het metaalpoeder geplaatst in een stroomloop, bevattend een element van geringe spanning, ± 0,25 Volt, en een gevoelig relais. Dit relais werkt niet, als het metaalpoeder zijn gewonen weerstand heeft. Is het metaalpoeder echter geleidend geworden door den stroom van den opvangdraad komend, dan zal het relais een tweeden stroomloop sluiten, waardoor een electrische bel of een Morseschrijver het seinteeken doet kennen; deze tweede stroomloop bevat ook den electrischen klopper, die tegen den coherer slaande, den eersten weerstand herstelt. De poedercoherer is wisselvallig in gevoeligheid, en kan niet lang dienst doen. Het stalen drievoetje, door Branly uitgedacht, en op het beginsel der poedercoherers berustend, is standvastiger, gevoeliger en wordt door een lichteren schok tot zijn eersten weerstand teruggebracht. Het bestaat uit een vlakgepolijst stalen plaatje, waarop een stalen drievoet je rust, waarvan de pootjes aan den onderkant op een bepaalden graad geoxydeerd zijn.

Lodge heeft een anderen coherer gemaakt, die ook boven de poedercoherers gesteld wordt. Deze bestaat uit een gepolijst stalen plaatje, dat door een uurwerk om een verticale as wordt rondgedraaid. Het plaatje raakt aan een capillair vlies je isoleerende olie, op een druppel kwik uitgespreid; door den stroom van den opvangdraad komend, wordt de olie zijwaarts gedreven; de capillaire krachten, geholpen door de draaiende beweging, brengen de olie weer spoedig over het kwik. Op een geheel ander beginsel berust de nieuwere detector van Marconi. In hoofdzaak bestaat deze uit een stukje hard ijzer, waarom geïsoleerde koperdraad gewonden is. Dit ijzer wordt door een nabijgebrachten magneet blijvend magnetisch.

Gaat de wisselstroom van den opvangdraad door den omwikkelenden koperdraad, dan verdwijnt dit magnetisme. Volgens Marconi is deze detector gevoeliger en kan meer telegraphische teekens opnemen in denzelfden tijd dan andere coherers. Door Schlömilch is met goeden uitslag de electrolytische cel aangewend in plaats van den coherer. Deze cel staat in verband met den opvangdraad en met een batterij van 31/2 Volt. De batterij verwekt in de cel eene langzame gasontwikkeling; onder invloed van den wisselstroom wordt deze gasontwikkeling veel sterker. Bij vele proeven gebruikte Marconi bovendien zijn „jigger”.

In dezen toestel is de opvangdraad niet onmiddellijk in verband met den coherer, maar met een primaire draadklos, die verder met de aarde geleidend verbonden is. Om de primaire draadklos is een secondaire draadklos geïsoleerd aangebracht. De secondaire staat in verband met een condensator en den coherer. Ontvangt de primaire draadklos een wisselstroom, dan wordt door inductie ook wisselstroom opgewekt in de secondaire, die den weerstand van den coherer enz. vermindert.

De Marconigraaf heeft uitstekende diensten bewezen aan de scheepvaart. In gewijzigden vorm hebben Ducretet, P. Fényi S. J. en anderen ze met goed gevolg aangewend om onweders op te teekenen. Voor vaste stations geeft men echter de voorkeur aan de gewone telegraaf. Want luchtelectriciteit en aardstroomen maken het seinen dikwijls onmogelijk.

Op groote afstanden over den oceaan, 5000 Kilometer, kon Marconi enkele teekens, geen woorden overseinen, vooral niet overdag. Niettegenstaande vele verdienstelijke pogingen van Marconi, Slaby en van Arco, Braun enz. is men nog niet geslaagd in de syntonisatie, dat is: men is niet in staat een bepaalden seingever op een bepaalden seinontvanger te laten werken. Vandaar dat het telegrafiegeheim niet voldoende gewaarborgd is, en werken verschillende seingevers tegelijkertijd, dan worden de teekens door één seinontvanger opgenomen, die derhalve niets dan dooreengewarde seinen ontvangt.

< >