naam van het groote nationale epos der Indiërs. Het omvat in zijn tegenwoordige gedaante ongeveer 100.000 dubbele verzen (gloka) en als vervaardiger geldt bij de Indiërs Vjasa, een geheel mythische persoonlijkheid.
In het epos zelf wordt ons overgeleverd, dat het werk zonder de episoden 24.000 glokas omvatte, op een andere plaats wordt als oorspronkelijk aantal Qlokas 8800 genoemd. Het is zoo goed als zeker dat het M. reeds in de 4de eeuw na Chr. als een wetboek gold en dat het in de 6de eeuw in hoofdzaak denzelfden omvang had als tegenwoordig. Uit de 7de eeuw kan men reeds het gebruik aantoonen, dat het M. publiek in tempels werd voorgelezen, wat als verdienstelijk beschouwd werd en hetzelfde wordt uit inscripties van het ver afgelegen Kambodsja, dus van Achter-Indië getuigd. Het M. moet daarom vele eeuwen te voren samengesteld en reeds lang vóór de 7de eeuw gezaghebbend geweest zijn.Het oorspronkelijk gedicht schilderde den strijd der Bharatas en der Pandavas en den ondergang van eerstgenoemden. Aan de zijde der Bharatas zijn de voornaamste belden Durjödhana, de zoon van den blinden koning Dhritarashtra, Dröna, Karna, Cal ja, aan de zijde hunner tegenstanders de vijf zonen van Pandu, vooral Ardschuna, Judhishthira en Bhima, en hun raadgever Krischna, de vorst der Jadava, de beramer van alle listen. Het M. is volstrekt niet als één geheel zonder afwijking overgeleverd; in het noorden wordt het in 18 boeken ingedeeld, waarbij als 19de het Harivam^a (zie ald.) komt, in het zuiden in 24, en de afzonderlijke hoofdstukken wijken in volgorde en omvang dikwijls aanmerkelijk van elkander af. Ben volledige uitgave verscheen voor het eerst te Calcutta 1834 —39 in 4 dln.; sedert zijn er een groot aantal andere verschenen. De beste uitgave is die van Bombay 1863.