(catarrhus ventriculi, gastritis, gastricismus, bedorven maag), een acute of chronische ontsteking van het maagslijmvlies, die beide in de meest verschillende vormen en onder de meest verschillende verschijnselen kunnen optreden. Als de acute M. niet passend behandeld wordt (diëet), gaat hij gemakkelijk in den chronischen vorm over.
De oorzaken, die een acute M. ten gevolge hebben, hebben het meeste vat op bloedarmen, kinderen, grijsaards en verzwakte personen. Deze oorzaken zijn: overvulling van de maag, het gebruik van moeilijk verteerbaar voedsel, slecht gekauwde, veel te vette, gemakkelijk gistende of reeds rottende spijzen en dranken, fe heet of te koud voedsel (ijs, ijswater), scherpe, sterk gezouten spijzen (scherpe kruiden, mosterd, peper), slecht toebereid voedsel, onrijp ooft, sterke alcoholica, sommige medicijnen, veel rooken, het vatten van koude.Bij de acute ontsteking ziet het slijmvlies er niet anders uit dan dit bij andere acuut ontstoken slijmvliezen het geval is; het is rood, gezwollen, met slijm bedekt. Bij de chronische ontsteking kan het slijmvlies op allerlei wijzen veranderen. Het kan ten slotte geheel met bindweefsel doorwoekerd worden, zoodat de maagsapklieren teniet gaan. In dat geval bevat het maagsap wel veel slijm, maar geen werkzame bestanddeelen, zoodat het voedsel in de maag onverteerd blijft (atropine van de maag, gastritis atropicans). Onder invloed der chronische ontsteking kan de maagwand glad, dun en bloedeloos worden en met grijze pigmentvlekken worden bedekt, of hij kan zich verdikt, oneffen, met meer of minder sterke woekering der klieren voordoen. In het laatste geval vindt men in het maagsap behalve slijm veel zoutzuur, tengevolge van een sterke prikkeling der klieren. Dan spreekt men van een zure catarrh (gastritis acida), in tegenstelling met de ontsteking, waarbij het zoutzuur ontbreekt (gastritis anacida).
Ook de symptomen zijn zeer wisselend: bij de acute M.: geen eetlust, zelfs walging van spijs, misselijkheid, oprispingen, neiging tot braken, druk en onaangenaam gevoel van volte in het maagkuiltje, papperige, slechte smaak, meestal een smaak van bedorven eieren, beslagen tong, vaak maag„branden”, zure oprispingen, meestal braken, obstipatie, soms diarrhee, daarbij moe en lusteloos, hoofdpijn, duizeligheid, soms koorts (zie Maagkoorts). Gaat de ontsteking over op den twaalfvingerigen darm, dan kan er, door zwelling van de uitmonding der uitloozingsbuis van de galblaas, geelzucht bij komen.
Onder passende behandeling, waaronder vooral een onthouding van voedsel den eersten dag, een beperking van voedsel eenige volgende dagen, geneest de aandoening meestal. Zoo niet, dan gaat zij over in den chronischen vorm, die zich ook weer, door tal van verschijnselen, op verschillende wijze kan uiten: gebrek aan eetlust of bestendig hongergevoel, slechte smaak, onaangename reuk uit den mond, pijn voor- of na het eten, oprispingen, last van „zuur”, van maag„branden”, obstipatie of diarrhee, opzetting van de buik na den maaltijd, gasvorming, soms braken met veel slijm in het braaksel. Duurt de ziekte lang, dan vermageren de patiënten, ze gaan er slecht uitzien, krijgen een tanige gelaatskleur, klagen over hoofdpijn, gevoelen zich spoedig vermoeid, nerveus en slecht gehumeurd. Alle maagzieken verkeeren in een min of meer hypochondrische stemming.
De behandeling dezer aandoening kan alleen door een ervaren arts geleid worden. Deze zal daarbij gebruik maken van medicijnen, regeling van het diëet, bronwateren (Karlsbad, Vichy, Neuenahr, Bilin), uitspoelingen van de maag, electriciteit.