gens, romeinsche patriciërsfamilie. Bekendste leden:
1) Lucretia, vrouw van Tarquinius Collatinus, wekte door haar buitengewone schoonheid den hartstocht van Sextus Tarquinius Superbus op, die ’s nachts in haar woning sloop en haar met geweld onteerde. Den volgenden morgen verhaalde zij aan haar vader en echtgenoot de haar aangedane schande, en vorderde van beiden haar te wreken. Daarna doodde zij zich zelve. De val der Tarquinii was het gevolg van deze euveldaad.
2) L. Lucretius Tricipitinus bracht als consul in het jaar 462 den Yolscen een nederlaag toe. Later (449) zou hij op de afschaffing van het Tienmanschap aangedrongen hebben.
3) L. Lucretius Flav. Tricip., versloeg in 393 de Aequers, 391 te Volsiniërs en verzette zich tegen de verhuizing naar Veji (390). Viermaal was hij consul.
4) Q. Lucret. Ofella, verliet de partij van Marius, om zich bij die van Sulla te voegen, en belegerde op diens bevel (82) den jongen Marius in Praeneste. De stad moest zich overgeven, nadat Marius zichzelf had omgebracht; vele gevangen senatoren der tegenpartij liet Ofella ombrengen. Toen hij in het jaar 81, zonder nog daartoe gerechtigd te zijn, naar het consulaat dong, werd hij op bevel van den daarover vertoornden Sulla ter dood gebracht.
5) Q. Lucretius Vespillo; in ’t jaar 43 v. Chr. na den dood van Caesar vogelvrij verklaard, werd hij door zijn vrouw en trouwe slaven in zijn huis verborgen gehouden en zoo gered. Later gelukte het aan de bemoeiing zijner trouwe vrienden, dat zijn naam van de lijst der vogelvrijverklaarden geschrapt werd. In het jaar 19 v. Chr. werd hij tot consul benoemd.
6) Titus Lucret. Carus, geb. in 99, overl. in 55 v. Chr., maker van een wijsgeerig leergedicht, De rerum natura, in 6 boeken. Het gedicht, aan den dichter Memmius gericht, ontwikkelt de leer van Epicurus over het ontstaan en de instandhouding der wereld. Als de grondstoffen, waaruit alles ontstaan is, neemt hij een oneindig aantal atomen aan, welke onvermengd en onvergankelijk in de onbegrensde leege ruimte in rustelooze beweging aanwezig zijn en door verschillende verbindingen de groote verscheidenheid van dingen doen ontstaan. Ook de ziel bestaat uit zulke atomen en is derhalve naar haren aard lichamelijk; zij ontstaat en vergaat met het lichaam. In de beide laatste boeken wordt een geschiedenis van de ontwikkelingsperioden der wereld gegeven, benevens eene verklaring van afzonderlijke natuurverschijnselen. L. heeft deze stof met ,groote kunst in een dichterlijk gewaad gestoken. Ook heeft hij groote zorg besteed aan de taal.
