Gepubliceerd op 18-03-2021

Schoonheid

betekenis & definitie

het grondbegrip der aesthetiek, duidt een volkomen overeenstemming tusschen idee en vorm, tusschen geestelijken inhoud en uitwendige gedaante aan, of de volkomen samensmelting van het geestelijke en het zinnelijke. In het gewone spraakgebruik wordt 'in de natuur en in de kunst elke vorm, die het oog bekoort, of in het algemeen aangenaam aandoet, schoon genoemd.

De aesthetica stelt hoogere eischen; zij1 beperkt het begrip van het schoone tot die voorwerpen, waarvan vorm en inhoud volkomen in elkander opgaan en tegen elkander op wegen. Uit deze begripsbepaling vloeien de daaraan verwante begrippen van het verhevene, komische, leelijke enz, voort. S. is het harmonische evenwicht, de wederkeerige innige doordringing van het geestelijke en zinnelijke. In het verhevene heeft het geestelijke de overhand over het zinnelijke; in het komische het zinnelijke over het geestelijke; het leelijke is de ruwe zinnelijkheid, waaraan al het geestelijke is ontvloden. Het deel der aesthetica, dat deze begrippen nader ontwikkelt en in hun wederkeerige verhouding voorstelt, wordt de methaphysiek van het schoone genoemd. Daar de verschillende tijden en volken elk hun eigenaardig geestelijk leven hadden en hebben en de aesthetische voorstellingen van dat leven afhankelijk zijn, doet het schoone zich in zeer afwisselende gedaanten voor. Om een ware en levendige voorstelling van het schoone te bekomen, is het niet genoeg de aesthetica te beoefenen, maar moet men de studie daarvan verbinden met die der algemeene kunstgeschiedenis. Door de aesthetica leert men het schoone kennen in zijn algemeenen aard, door de kunstgeschiedenis in zijn van tijd en plaats afhankelijke, bijzondere verschijningen.