of Langobarden, een teutoonsche volkstam, woonden in het begin van onze jaartelling aan den linkeroever der Beneden Elbe. Zij noemden zich zelf Winnilen en ontvingen den naam Longobarden om hun lange baarden of, volgens anderen, om hun lange strijdbijlen, van het oud-hoogduitsch parta, harte, strijdbijl.
Onder Augustus werden zij door Tiberius geslagen (5 na Chr.); daarna sloten zij zich bij de Cherusken aan. In de 4de eeuw trokken zij naar den Midden-Donau, namen er het arianisme aan en vernietigden het rijk der Gepiden. Hun koning Audoin had in den laatsten oorlog van de Byzantijnen tegene de Oostgoten eerstgenoemden hulptroepen geleverd. Deze, in hun land teruggekeerd, roemden om het zeerst de schoonheid en rijkdom van Italië, daarom verleende Audoin’s zoon Alboin, toen hij de Gepiden had verslagen, een gunstig oor aan de uitnoodiging van den beleedigden landvorst Narses, om gemeld land in bezit te komen nemen, wat hem spoedig gelukte. Koningin Theodolindis begon in overleg met paus Gregorius I, de L. tot het christendom te bekeeren. Zij schonk haar hand aan Algiloff, hertog van Turijn (591) en werkte met haar echtgenoot aan de beteugeling van den te grooten onafhankelijkheidszin der hertogen en de samensmelting van de rom. bevolking met de L.
Koning Rotharis, 636—52, ontnam den Byzantijnen al wat zij nog op het Apennijnsche schiereiland bezaten en begiftigde zijn volk met een wet, die een der merkwaardigste is uit vroegere tijden (zie Wet van Rotharis). Na zijn regeering volgde een tijdperk van oorlogen om den troon, totdat Luitprand (zie ald.) zich van het gezag meester maakte. Astolph, een krijgshaftig vorst, sloeg het beleg voor Rome. Maar paus Stephanus II door den byzantijnschen keizer Constantijn V zonder hulp gelaten, werd gered door Pepijn den Korte, die tot tweemaal toe Astolph versloeg (754—56). Ongeveer twintig jaar later maakte Karel de Groote een einde aan het Longobardische rijk (zie Karel de Groote). Een opstand der longobardische hertogen in 776, riep Karel andermaal naar Italië.
Hij veranderde, na spoedig te hebben gezegevierd, de staatsinrichting der L., gaf hun de fränkische wetten en verving de hertogdommen door graafschappen. In Zuid-Italië bleven intusschen nog longobardische staten bestaan, de hertogdommen Beneventum en Salerno, waarbij zich later, door afscheiding, nog dat van Capua voegde. Langzamerhand kwamen deze staten onder den invloed der byzantijnsche en duitsche keizers en werden eindelijk omvergeworpen door de Normandiërs, toen dezen in Zuid-Italië vasten voet wonnen.