1) Stad en hoofdplaats van OpperOostenrijk, aan den Donau, w.z.w. van Weenen, ligt in een bekoorlijke streek, is fraai gebouwd, op een bijzondere wijze versterkt door 32 afzonderlijke forten en bestaat uit de eigenlijke stad en twee voorsteden, die grooter zijn dan de stad zelve. Onder de gebouwen onderscheiden zich het „Landhaus”, waar de provinciale staten vergaderen, een mooie kathedraal en het stadhuis.
L. heeft een bisschopszetel, een bisschoppelijk seminarie, een gymnasium, een doofstommen-instituut, een krankzinnigengesticht en verscheiden fabrieken van katoenen, wollen en zijden stoffen, leder, tabak en vloerkleeden. De handel, die vooral levendig is in ijzerwaren, leder, katoenen en wollen stoffen, is sterk vooruitgegaan door de spoorwegen en door de Donau-vaart; ook loopt over L. het zoutvervoer van Gmünden naar Budweis in Bohemen; 59.000 inw.2) Pruisisch stadje, -Rijnprovincie, regeeringsdistrict Coblenz, aan den Rijn en aan den Rheinischen spoorweg, met een gymnasium en fabrieken van zwavelzuur, en ijzerwaren, wijnhandel en wijnbouw, 3600 inw.