een periodieke rente in geld als anderszins, waaróp iemand voor zijn persoon krachtens een kansovereenkomst gedurende zijn geheele leven of gedurende een bepaald aantal jaren recht heeft. L. kan bij een bezwarenden titel of bij akte van schenking worden gevestigd; zij kan ook worden verkregen bij uiterste wilsbeschikking (zie Burgerlijk wetboek artt. 1812—1824).
Toenemende lijfrente, rente die vervalt aan den langstlevende dergenen die gemeenschappelijk een L. hebben, ook overlevingsrente geheeten. De L. komt meestal voor onder dezen vorni, dat men een kapitaal in geld of goederen aan iemand overdraagt, onder beding dat hij daarvoor gedurende het leven van den renteheffer een rente, die meestal hooger is dan de gewone rente, uitkeere, hetzij aan dengene die het kapitaal overdroeg of aan een derde. De L. is derhalve een kansovereenkomst, wraarbij het onzeker is aan welke zijde het voordeel zal zijn; komt de renteheffer te overlijden vóór het overgedragen kapitaal geheel is uitgekeerd dan is het voordeel aan de zijde van den schuldenaar, en omgekeerd.