het oudtijds in Griekenland, Azië en Rome gebruikelijke draagbed, bestaande uit een houten onderstel, waarop een matras en een hoofdkussen lag, en waaraan twee lange staken om te dragen bevestigd waren. Gewoonlijk was de L. evenals een palankijn met gordijnen, later zelfs met glazen afschuttingen voorzien en over ’t algemeen zeer kostbaar en prachtig ingericht.
Rijke lieden hadden hun eigen dragers daarvoor (lecticarii, calones), sterke slaven. Men kon ze echter ook huren. Het grootste getal was 8, het kleinste 2, al naar de grootte der L. en den rang van den persoon die gedragen werd. Op reizen was het gebruik dezer draagbedden algemeen, in de stad alleen voor vrouwen en zieken, totdat onder de keizers ook de mannen er toe overgingen. De lijkbaar en het paradebed heetten L. of lectus funebris.