nederl. staatsman, te Amsterdam geb. en aldaar in 1637 overl, werd in 1615 tot gouverneur der Molukken aangesteld, terwijl de raad van Indië te Ternate hem het volgende jaar tot gouverneur-generaal verkoos. R. keerde in 1618 naar het vaderland terug, waar men hem met groote geldelijke toelagen beloonde.
Vervolgens werd hij in 1626 tot admiraal van een tiental schepen benoemd, die Engeland te hulp moesten komen, en kreeg in 1627 een zending naar Denemarken. Op zijn terugreis leed hij op de kust van Jutland schipbreuk, waarbij hij in handen der keizerlijken viel, die hem als gevangene naar Weenen voerden; eerst in 1629 kreeg hij zijn vrijheid terug. Tot schepen en raad der stad Amsterdam benoemd, legde hij deze betrekkingen een jaar voor zijn dood neder.
