Gepubliceerd op 18-03-2021

Landbouwscheikunde

betekenis & definitie

eigenl. scheikunde op den landbouw toegepast, wordt echter in den regel in ruimeren zin begrepen, omdat de scheikunde onder de rationeele natuurwetenschappen het eerst op den landbouw werd toegepast en voortaan eene leidende rol speelde.

De landbouwscheikunde heeft hare intrede gehouden in het midden der 19de eeuw, vooral tengevolge van het schitterende betoog door Liebig (in zijn Die Chemie in ihrer Anwenduny auf Physiologie und Agrikultur, editie 1840, en sinds dien tijd dikwijls herdrukt) voor deze nieuwe toepassing, nadat H. Davy in Engeland en Sprengel in Duitschland reeds in vroegere jaren iets dergelijks, maar zonder dit groot succes, hadden beproefd. Ook in Nederland is de bekende invloedrijke Utrechtsche hoogleeraar, G. J. Mulder, gelijktijdig met Liebig in denzelfden geest opgetreden, vooral in het werk De scheikunde der houwbare aarde; en in Frankrijk was reeds Boussingau't jarenlang experimenteel in dergelijke richting met groot succes werkzaam, zijne boerderij in den Elsass (te Becheibronn) als proefhoeve gebruikende. Dat ondanks deze veelzijdige vooroereiding en medewerking Liebig als de eigenlijke vestiger der landbouwscheikunde moet worden beschouwd, is daarin gelegen, dat hij, toen reeds een man van grooten naam, de oude empirische richting met zeldzame welsprekendheid van achterlijkheid beschuldigde, daarbij sterke overdrijving niet versmadende; waardoor in eens eene groote beweging kwam, en dadelijk eene geheele literatuur pro en contra ontstond. Ook aan zeer veel verkeerde gevolgtrekkingen ontbrak het bij Liebig geenszins, getuige zijne beruchte leer van den roofbouw, waarin hij den ondergang der antieke kuituur aan onvolledige restitutie der plantenvoedingsstoffen bij de bemesting wilde toeschrijven. Door wederlegging dezer buitensporigheden heeft zich in Nederland vooral prof. L M, v. Bemmelen, die ook overigens op het gebied der landbouwscheikunde veel heeft gedaan, verdienstelijk gemaakt. In Duitschland daarentegen vond de nieuwe leer van wetenschappelijke zijde weinig bestrijding; integendeel, men was vol geestdrift door de revolutionaire stellingen, en zoo werd daar te lande de nieuwe wetenschap geboren. Als blijvende kern der Liebigsche leer kan worden genoemd, dat de plant zich voedt van zuiver mineraal voedsel, en dat alle mestsoorten dienst doen door haar gehalte aan dergelijke stoffen en dat de koolstof voor de bewerktuigde stoffen uit de lucht komt (zie het art. Voeding der plant). De landbouwscheikunde werd sinds toen beoefend door docenten van dat vak aan de landbouwakademies en door het personeel der landbouwproefstations (zie dit art.). Slechts zelden is het vak aan de gewone hoogescholen vertegenwoordigd.

De landbouwscheikunde omvat tegenwoordig de leer der plantenvoeding, de leer van den bouwgrond, de bemestingsleer en de leer der voeding der huisdieren. De drie eerste onderdeden zijn behandeld in het 1905 in 6 edities verschijnende werk van Adolf Mayer, Lehrbuch der Agrikultur chemie (Heidelberg). Eene korte populaire bewerking dezer onderwerpen door denzelfden schrijver ook in het hollandsch onder den naam Resultaten der Landbouwscheikunde (Groningen 1904). Over veevoedering handelen de werken: Julius Kühn, Die Ernährung des Rindviehs, en E. Wolff, Die Ernährung der landwirtschaftlichen Nutztiere, beide in steeds nieuw verschijnende edities.

< >