(Cleonymus) zoon van den spartaanschen koning Cleomenes II, maakte na den dood zijns vaders, 310 v. Chr., aanspraak op de koninklijke waardigheid doch werd, omdat hij voor gewelddadig en despotiek doorging, uitgesloten van den troon die aan zijn neef Areus I kwam.
Om van hem af te komen zonden de ephoren hem den Tarentijnen tegen de Lucaniërs ter hulp. Hij voerde gelukkig oorlog, doch maakte het door zijn knevelarijen en zedeloos leven vriend en vijand lastig. Hij smeedde vervolgens plannen tegen Sicilië en Griekenland en veroverde in 303 Corcyra. Toen de Tarentijnen met de Lucaniërs en Romeinen vrede sloten en zich met andere steden van hem losmaakten, ondernam hij een wraaktocht tegen Beneden-Italië, doch werd door de Romeinen gedwongen, zich weer in te schepen, leed vervolgens een nederlaag en keerde, bijna van alles beroofd, eerst naar Corcyra en toen naar Sparta terug (302). In 293 trok hij met een leger naar Thebe, doch werd door Demetrius Poliorcetes verjaagd. Toen zijn vrouw Chelidonis hem ontrouw werd ter wille van Acrotatus, den zoon van koning Areus, haalde hij koning Pyrrhus van Epirus tot een tocht naar de Peloponnesus over en verscheen in 272 als vijand voor zijn vaderstad; maar zij voerden niets uit. Verder wordt K. niet meer genoemd.