Duitsch sterrekundige, geb. 19 Jan. 1747 te Hamburg, kreeg in 1772 een aanstelling aan de Berlijnsche hoogesehool, werd in 1786 directeur der sterrewacht, legde in 1825 zijn posten neder- en overleed 23 Nov. 1826 te Berlijn. Hij gaf in het licht: Berechnung und Entwurf der Sonnenfinsternisz vom 6 Aug. 1766 (1766), Anleitung zur Kenntnisz des gestirnten Himmels (Ilde druk 1858), Erläuterung der Sternkunde (1778), enz.
Hij richtte ook de Astron. Jahrbücher oder Ephemeriden op (1776), (54 dln., 1776-1829) die naderhand door Encke als Berliner astron. Jahrbuch, en later door de Berlijnsche sterrewacht Elert Bode, werden voortgezet en zich voor eiken sterrekundige onontbeerlijk hebben gemaakt. B.’s hemelatlas in 20 kaarten, de Uranographia sive astrorum descriptio (1801) omvat 17.240 sterren, of bijna 12000 sterren meer dan alle vroegere dergelijke atlassen. Van zijn overige geschriften is nog te noemen: Allgemeine Betrachtungen über das Weltgebäude (1801).