Gepubliceerd op 29-01-2021

Joh. matthias gesner

betekenis & definitie

Duitsch humanist, geb. 9 April 1691 te Roth bij (Neurenberg, werd bij de stichting der hoogeschool te Göttingen aldaar hoogleeraar in de welsprekendheid, later ook bibliothecaris, en overl. in genoemde stad, 3 Aug. 1761; met zijn uitgaven van de Scriptores rei rusticae (Lpz. 1735), van de werken van Quintilianus, Plinius den ' Jongere, Horatius en anderen gaf hij het aanzijn aan een vruchtbare verklaringsmethode der oude klassieken; zijn Primae lineae isagoges in eruditionem universalem (eerst uitgegeven na zijn dood, door N. Niclas, 2 dln., Leipz. 1774), vormt de eerste proeve van een wetenschappelijke encyclopedie; verder bewerkte hij een Kornis linguae et eruditiones Bomanae thesaurus (4 dln. Lpz. 1746—48), waarin hij den geheelen woordenschat der Romeinen samendrong; eindelijk verschenen nog: Opuscula minora varii argumenti (8 dln., Breslau 1745) en Thesaurus epistoücns (uitgegeven door Klotz, 2 dln., Halle 1770).

< >