(markies) Fransch schrijver, geb. te Aix-en-Provence, 24 Juni 1704, overl. op het kasteel La Garde, bij Toulon, 11 Jan. 1771. Tengevolge van een val van het paard was hij gedwongen den militairen dienst te verlaten, in den rang van kapitein.
Door zijn vader onterfd zocht hij in zijn pen een bron van inkomsten en kwam naar Nederland teneinde meer vrij te kunnen schrijven. Behalve een reeks meest waardelooze romans schreef hij hier zijn Lettres juives, (6 dln., Den Haag, 1736), Lettres chinoises (6 dln. 1739) ; Lettres Cabalistiques (6 dln. 1741), waarin hij kritiek oefende op de politieke, kerkelijke en zedelijke toestanden van Frankrijk en van de meeste deelen der beschaafde wereld. Zijn geestige, hoewel te vluchtig geschreven werken die de richting van Bayle en den vorm van Montesquieu volgen, werden veel gelezen en trokken o.a. zoodanig de aandacht van Frederik den Groote van Pruisen, dat deze vorst A. naar Potsdam riep. Na een 25-jarig verblijf in Pruisen keerde A. in 1769 naar Frankrijk terug.