stad in het fransche dep. Var, aan de Middell. zee, vesting van den eersten rang, hoofdstation der fransche oorlogsvloot in de Middell. zee.
De stad, reede en haven worden door talrijke kustbatterijen, redoutes en forten verdedigd. Voornaamste gebouwen: de hoofdkerk S.-Marie-Majeure, het raadhuis en het hospitaal La Charité. Merkwaardig is het arsenaal der marine, met het in 1682 op- gerichte bagno: in 1901: 78.833 (als gemeente 101.602) inw. De stad heeft een lyceum, een hydrographische school, een seminarie, een museum, enz. Nadat T. in 889 door de Saracenen verwoest was, werd het door graaf Willem I van Arles herbouwd. Herhaalde malen had ’t veel van bombardementen te lijden.
Geschiedenis
T. werd door de Pheniciërs ge- sticht, die daar purperververijen oprichtten, werd in de 5de of 6de eeuw zetel van een bisschop, 889 door de Saracenen verwoest en door graaf Willem I van Arles herbouwd. In den spaanschen successie-oorlog werd 1707 een dubbele aanval der verbondenen (van Savoye en prins Eugenius te land en van de Hollanders op zee) door maarschalk Tessé afgeslagen; 1744 versloegen de Engelschen nabije T. de fransch-spaansche vloot; 28 Aug. 1793 gaf het der conventie vijandig gezinde T. zich aan de engelsch-spaansche vloot onder Hood over, doch in Oct. begon het beleg, waarbij Napoleon Bonaparte de artillerie commandeerde: 19 Dec. werd de stad veroverd en vreeslijk gestraft.
