Gepubliceerd op 23-02-2021

Jan de liefde

betekenis & definitie

nederlandsch schrijver, geb. 25 Dec. 1814 te Amsterdam; was predikant bij de doopsgezinde gemeente te Woudsend, later te Zutphen, nam in 1846 ontslag om zich geheel aan de letteren te wijden; overl. 6 Dec. 1869 te Amsterdam. Bekendste werken: Galerij van bijbelsche vrouwen uit het aartsvaderlijk tijdperk (Gron. 1842), Algemeene geschiedenis voor het volk, van het standpunt des Christ. geloofs beschouwd (Amst. 1849), Schets der algemeene geschiedenis voor de scholen (Amst. 1849), Tien voorlezingen voor het volk over eenige onderwerpen uit de algemeene geschiedenis (Utr. 1852), Nederl. concordantie des Bijbels (verb. en vereenv. ui tg., Amst. 1854—56), A Dutchmarüs difficulties in English; verder schreef hij een menigte verhalen in godsdienstigen trant, leerredenen, schoolboekjes, liederen, bijdragen voor tijdschriften; ook heeft men vele vertalingen van hem, vooral uit het engelsch.