(gr. Illyris), in de oudheid het gebied der Ardiaeërs en Autariaten ten noorden van Epirus; seder 168 v.
Chr. werd met den naam Illyrïcum het romeinsche gebied aangeduid dat zich uitstrekte langs de kust der Adriatische zee van Istria tot aan de rivier Drilon (Drin) en landwaarts tot aan de rivieren Savus (Sau, Save) en Drinus (Drina), een grootendeels zeer bergachtig land, dat rijke goud- en zilvermijnen bevatte. Het kwam ongeveer met de tegenwoordige grenzen van Bosnië en Dalmatië overeen. In den romeinschen keizertijd was onder Illyricum ook Pannonië begrepen, en sedert Diocletianus geheel Griekenland, Creta, Macedonië, Dacië ten z. van den Donau, Boven-Moesië en het oorspronkelijke gebied van Illyrië, met uitzondering van Dalmatië.Het land ontleende zijn naam aan de Illyriërs (zie ald.). Omstreeks 385 voor Chr. werd de macedoniscbe koning Amyntas II schatplichtig gemaakt en een deel van zijn land veroverd door den illyrischen hoofdman Bardylis, doch Philippus II -en Alexander de Groote heroverden niet slechts het verloren macedonische gebied, doch onderwierpen zelfs verschillende gedeelten van I. Later werd het boven Epirus gelegen, van de Macedoniërs nog bevrijd gebleven gedeelte van L, door Pyrrhus ingenomen en eerst door Agron, die ook in twist met de Romeinen geraakte, weder heroverd; na diens dood regeerde zijn gemalin Teuta. Toen nu romeinsche gezanten op hun terugkeer vermoord werden, ontstond de illyrische- (of zeeroover-) oorlog. In 229 namen de Romeinen de illyrische kustlanden en het eiland Corcyra in bezit en Teuta moest, bij den vrede van 228, een groot gedeelte van haar kustgebied afstaan en schatting betalen.
Haar zoon Pineus stond tegen Rome op, doch werd verslagen. In 35 v. Chr. eindelijk werd I. ©en romeinsche provincie en nam het land in bloei toe. Sedert 324 na Chr. was I. de naam van een der 4 groote praefecturen van het keizerrijk. Bij de verdeeling van het romeinsche rijk onder Theodosius kwam I. aan het westersch romeinsche rijk en na 476 bij het byzantijnsche. Omstreeks 550 werden in I. door uit het noorden komende Slawen verschillende kolonies gesticht, welke zich weldra van het byzantijnsche rijk losmaakten en eigen rijken vestigden.
Behalve het croatoservische Dalmatië (door de Byzantijnen Chrobatië genoemd) ontwikkelen zich nog verschillende andere kleinere rijken, welke meerendeels onder vreemde heerschappij (zooals van Hongaren, Byzantijnen of Venetianen) stonden en na verloop van tijd (van de 12de tot de 14de eeuw) in handen der Turken vielen. Ook de naam I. verloor de beteekenis, welke hij in den ouden romeinschen tijd bezeten had. In de 15de eeuw namen de Venetianen de kuststreek! in bezit, welke bezitting evenwel bij den vrede van Campo Formio (1797) aan Oostenrijk werd toegewezen; van toen af werd de naam I. door dien van Dalmatië verdrongen, totdat in 1801 door Napoleon I aan de door Oostenrijk aan Frankrijk afgestane provinciën de naam gegeven werd van Illyrische provinciën. Deze omvatten het graafschap Görz, het gebied van Monfalcone, Krain, Triest, den karinthischen kreits Villach, Fiume, het hongaarsche kustgebied en Istrië, alsmede het grootste deel van Croatië; nadat nog de voormalige republiek Ragusa er bijgevoegd was, werd in 1811 de nieuwe staat definitief georganiseerd onder het bestuur van een gouverneur. Met den vrede van Parijs kwam het land weer aan Oostenrijk, doch de naam bleef behouden, want in 1816 werd uit de landen Krain, Kanrithië, Görz, Gradisca en Istrië een koninkrijk I. gevormd, dat evenwel in 1849 opgeheven en tot kroongebied gemaakt.
In den nieuweren tijd heeft men, sedert 1835, herhaaldelijk beproefd „illyrisch” en „illyrische volken” te gebruiken als aanduiding voor de eenheid der Zuidslawen, Serviërs, Croaten en Slowenen, en door de wederoprichting van een illyrisch koninkrijk (Groot-Illyrië), dat behalve Croatië en Slowenië ook Zuid-Stiermarken, Karinthië, Krain, Istrië, Görz, Gradisca, Dalmatië, Servisch Hongarije, en. voorts Bosnië en Herzegowina omvatten moest, de macht der Zuidslawen te bevestigen (zie Illyrisme).