Gepubliceerd op 23-02-2021

Illyriërs

betekenis & definitie

in de oudheid naam van verschillende volken, die aan de oostelijke kust der Adriatische zee woonden, van de monding der Po tot aan de Ionische zee. Zij vormden waarschijnlijk met de Thraciërs een afzonderlijken tak van den indogermaanschen volken taalstam en droegen onderscheidene namen, als: Dassariten, Liburnen, Penesten, Albanen, Taulantiërs, Abanten enz.

Zij waren voorts miet Grieken, Phoenieiërs, Kelten en Siciliërs vermengd, stonden als gevaarlijke zeeschuimers bekend en werden door hoofden geregeerd. Hun onderlinge verdeeldheid verhinderde de ontwikkeling van een zelfstandigen staat.Ten tijde der z.g. dorische volksverhuizing trokken de I. naar Epirus, Aetolië en Acarnanië en verdrongen daar grootendeels de helleensche bevolking; eerst eeuwen later werden deze landen weder grieksch. Voorts gingen talrijke scharen I. de Ionische zee over en vestigden zich in Calabrië, enkelen ook in Lucanië en Pioenum; ook de Veneters in Boven-Italië zijn van illyrischen stam.

De naam; I. kreeg in de 17de en 18de eeuw een confessioneele beteekenis, en omvatte de niet-geünieerd grieksche Slawen en vooral de Serviërs of Rasciërs; in dien zin sprak men sedert Maria Theresia van de „illyrische natie” van Hongarije. Zie voorts Illyrisme.

< >