Gepubliceerd op 23-02-2021

Iberen

betekenis & definitie

(lat. Iberi, Iberes) volk in Hispania (zie ald.), dat uit tal van stammen bestond.

Landbouw en veeteelt bloeide bij hen in vele streken. Onder de takken van nijverheid had in het zuiden vooral de kunstige bewerking van metalen een hoogen trap bereikt, en de mijnbouw, vooral van zilver en tin, bloeide er tamelijk. De I. hadden een eigen schrift, dat zeer verbreid was, en waarvan de oorsprong tot een zeer vroegen tijd schijnt op te klimmen. Als de meest beschaafde iberische volksstam gingen de Turdetanen door, in beneden-Andalusië, die geschiedkundige opteekeningen, oude heldendichten en geschreven wetten bezaten. Voorts dienen genoemd de Cantabren, Ilergeten, Turdulen, Vasconen e. a. Onder de overblijfselen der oud-iberische beschaving dient een verzameling munten genoemd te worden.

De in opschriften bewaard gebleven overblijselen der taal zijn uitgegeven door Hübner, Monumenta linguae ibericae (Berl. 1893). Zie ook Iberië.

< >