Gepubliceerd op 23-02-2021

Heraldiek

betekenis & definitie

(van het lat. ars heraldica, herautskunst ; ook wel verkeerdelijk ars heroica genoemd; fr. blason, duitsch heraldik, eng. heraldry) oorspronkelijk alleen de kunstmatige beschrijving der wapens, welke door de oude herauten onder verschillende systemen gebracht werd: wapenkunde. De H. is van groot gewicht voor de geschiedenis en staat in nauw verband met de genealogie (zie ald.) en de sphragistiek (zegelkunde, zie ald.); haar voornaamste bronnen zijn wapens, zegels en munten, en voorts opgaven bij de middeneeuwsche schrijvers, monumenten, grafsteenen en dergelijke, leenbrieven, oude familiestamboeken, wapenverzamelingen enz.

De geschiedenis der H. kan men in drie tijdperken verdeelen:1. van de 11de tot de 13de eeuw, toen enkel het schild met zijn figuur het wapen vormde;
2. het bloeitijdperk, van de 13de tot het einde der 15de eeuw, toen de helm met zijn versiering er bijkwam;
3. het tijdperk dat begint met de 16de eeuw, waarin het heraldieke schild niet meer tegelijk als werkelijk schild gedragen werd en allerlei onnoodige versieringen werden aangebracht.

De essentieele stukken van een volledig wapen zijn: het heraldieke schild met zijn wapenfiguur, en de heraldieke helm. Het heraldieke schild werd in de 12de en de eerste helft der 13de eeuw langwerpig afgebeeld, onder spits toeloopend en boven afgerond; in de tweede helft der 13de en in de 14de eeuw kleiner, in den vorm van een bijna gelijkzijdigen driehoek; in de 15de eeuw rechtzijdig,’ alleen beneden afgerond; in de 16de eeuw met een insnijding rechts, d. w. z. links van den beschouwer; vervolgens krijgt het alle willekeurige vormen, ovaal en rond. De ovale vorm, hpt z.g. italiaansch schild, wordt thans nog gebezigd door geestelijken en het z.g. ruitschild door (ongehuwde) vrouwen.

In de oude H. gebruikte men voor de beschildering maar zeven kleuren, waarvan twee: goud (geel) en zilver (wit), „metalen” zijn en de overige vijf eigenlijke kleuren: rood (keel), blauw (azuur, lazuur), zwart (sabel), groen (sinopel) en purper. Tot de heraldieke kleuren rekent men voorts nog het hermelijn en het vaar. Sedert het begin der 17de eeuw wrorden deze kleuren, wanneer zij niet geschilderd worden, voorgesteld door het volgende systeem van lijnen (schraffeering): zilver wordt wit gelaten (zooals in de bovenhelft van schild 1 in bovenstaande afbeeldingen); goud voorgesteld door stippen (zie b.v. rechterhelft van nr. 2); rood door loodrechte lijnen (benedenhelft van nr. 1); blauw door horizontale lijnen (linkerhelft van nr. 2); zwart door kruisende loodrechte en horizontale lijnen (2de en 3de kwartier van nr. 5); groen door schuinsrechtsche (\), en purper door schuinslinksche (/) lijnen; hermelijn door een veld van sabel, bezaaid met witte hermelijnvlokjes; vaar door klok- of schild vormige vakjes, beurtelings van zilver en azuur, zelden van ander email. (Dit systeem is ook gevolgd bij het aangeven der kleuren op de wapens, welke in deze Encyclopedie voorkomen.) Aanvankelijk werden de kleuren in de oude wapenboeken aangeduid met de initialen; bovenbeschreven systeem werd ingevoerd door den jezuiet Silvester a Petra Sancta, volgens anderen door Colombière. Bij de beschrijving van wapens houde men steeds in het oog dat rechts en links beschouwd worden van het standpunt van den drager van ’t schild, zoodat de rechterzijde van een schild overeenkomt met de linkerzijde van den beschouwer. De beschrijving begint steeds van den rechterkant. In bovenstaande 8 figuren zijn de verschillende verdeelingen van een schild aangegeven: 1 is gedeeld (van zilver en keel); 2 doorsneden (van goud en azuur); 3 halfdoorsneden en gedeeld (van azuur, zilver en keel); 4 doorsneden en halfgedeeld (van keel, zilver en azuur); 5 gekwartileerd (gevierendeeld, van zilver en sabel); 6 toont de volgorde der verschillende velden bij samengestelde wapens; heeft het wapen een hartschild (het kleine schild in het midden), dan wordt dit het eerst beschreven. Bij schuins gedeelde schilden is dat gedeelte het eerste, hetwelk door den bovenrand mede begrensd wordt; 7 heet rechtsgeschuind, 8 linksgeschuind (beide van goud en keel).

De wapenfiguren kunnen in 3 soorten verdeeld worden:

1. Herautsstukken, welke gevormd worden door een, twee of meer lijnen. De vier voornaamste (uit wier combinaties alle andere, waarvan de strekking der lijnen recht is, gevormd worden) zijn:
a) de paal, gevormd door twee verticale lijnen, verdeelt het schild in drieën;
b) de faas of balk, gevormd door twee horizontale lijnen over het midden van het schild, dat daardoor in drieën gedeeld wordt;
c) de band, gevormd door twee evenwijdige lijnen, loopt van den linker bovenhoek naar den rechter benedenhoek van het schild en beslaat een derde van het veld;
d) de baar, gevormd door twee evenwijdige lijnen, loopt van den rechter bovenhoek naar den linker benedenhoek en beslaat een derde van het veld.
2. Wapenfiguren, die gewone figuren zijn en wel öf natuurlijke (dieren, planten enz.) öf verdichte (griffioen enz.).
3. Wapenfiguren, bestaande uit gewone figuren in verbinding met herautsstukken. De gewone figuren moeten zooveel mogelijk het veld vol maken. Voorts mag geen metaal op metaal, geen kleur op (of naast) kleur komen.

De H. is in Duitschland ontstaan, doch werd in Frankrijk vervolmaakt. Sedert het midden der 17de eeuw werd zij op wetenschappelijke wijze behandeld door Geliot, Palliot en vooral door den jezuïet Menestrier. Van de ouderen dienen genoemd Bartolus uit Sassoferrato en Johannes Eothe (beiden uit de tweede helft der 14de eeuw); eerstgenoemde schreef een tractaat De armis et insigniis, dat later herhaaldelijk gedrukt is; het behandelt behalve andere vraagstukken der H. ook de symboliek der kleuren, waaraan destijds nogal gewicht werd gehecht. In Frankrijk is vooral de terminologie der H. tot ontwikkeling gekomen; de hoofd trekken der thans nog gangbare terminologie komen reeds voor in een tractaat van Clément Prinsault van 1416. Met de symbolische verklaring der wapens werd voor het eerst totaal gebroken door den beroemden theoloog Philipp Jakob Spener (in zijn commentaar over het Saksische wapen, 1668), die de wapens historisch behandelde; het bijzonder gedeelte van zijn heraldiek werk (Historia insignium illustrium) verscheen in 1680, het algemeen gedeelte (Insignium theoria) in 1690. In Duitschland werd in de 18de eeuw de H. tot een leervak aan de hoogescholen gemaakt.

Belangrijke nederlandsche uitgaven op het gebied der H. zijn: J. B. Rietstap, Wapenboek van den Nederlandschen Adel (2 dln., Groningen 1883—87), A. A. Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsohe famüiën (evenals het vorige met genealogische en heraldische aanteekeningen, 3 dln., ald. 1885— 90), dezelfde, Dietionnaire noliliaire (Den Haag 1884). Voorts geeft o. m. het genealogisch-heraldiek genootschap „De Nederlandsche Leeuw” sedert 1883 een Maandblad uit. Een goed leerboek is: Junius, Heraldiek.