in de grieksche mythologie de oudste dochter van Cronus (Kronos) en van Rhea, zuster en gemalin van Zeus, en na deze de machtigste godheid. Volgens eenigen is zij de oorspronkelijke godin der lucht, volgens anderen die der aarde, volgens een derde categorie die der maan; de laatste meening is vermoedelijk wel de ware.
In echtelijke eendracht met Zeus verschijnt zij als liefelijk, de aarde bevruchtend, het huwelijk tot .stand brengend en beschermend; in echtelijke tweespalt daarentegen somber, schrikwekkend, verderf brengend. In de Ilias worden Argos, Mycenae en Sparta als haar geliefkoosde steden genoemd; om de vijf jaren werden te harer eer in Argos de Heraeën (zie ald.) met wedstrijden gevierd; haar voornaamste tempel met het door Polycletus vervaardigde beeld lag tusschen Argos en Mycenae (zie Heraeum). I Maar ook in aangrenzende streken nabij Argos bloeide reeds vroeg haar eeredienst; buitendien werd zij in oude tijden reeds vereerd in Arcadië (te Stymphalus en Mantinea), in Elis en Olympia, Corinthe, Corcyra, Plataeae, Creta, in Klein-Azië, maar vooral op Samos. Het meerendeel der sagen heeft betrekking op haar echtelijke verhouding tot Zeus. De eeredienst vierde haar huwelijk met Zeus in de lente als een heilige bruiloft en een vereeniging in liefde van de beide groote machten des hemels, van wie alle vruchtbaarheid der aarde geheel afhankelijk is. Volgens Homerus genoot Zeus reeds de liefde van H. vóór hun huwelijk en buiten weten hunner ouders; volgens de sage van Hermione (in Argolis) zou Zeus zich in een koekoek veranderd hebben en onder regen en storm in den schoot van H. gevlucht zijn, die den beangsten vogel vol medelijden opnam en daarop met den god in het huwelijk trad.
Met haar huwelijk treedt H. den familiekring der olympische góden binnen, en aldus verschijnt zij vooral in de homerische gedichten. Zij treedt daar voor ons op als koningin van den Olympus, wanneer de góden aan haar dezelfde eer bewijzen als aan Zeus, wanneer de Olympus siddert voor haar toorn, wanneer zij Helius beveelt den dag eerder te doen eindigen, wanneer zij zich van donder en bliksem bedient, storm en zee gebiedt, wolken en regenbogen in haar dienst heeft, en zoo meer. Zeus zelf eert haar hoog als zijn gemalin en deelt haar zijn geheime raadsbesluiten mede. Met deze haar verheven plaats is ook haar uiterlijke verschijning in overeenstemming. Haar groote en schitterende oogen (homer. „koe-oog”), haar blanke armen, haar verheven gestalte zijn spreekwoordelijk geworden, en haar als metaal klinkende stem weerklinkt als die van vijftig mannen te zamen. Als zij zich tooit, baadt zij haar verrukkelijk lichaam in ambrozijn, bekleedt zich met het ambrozijnsche, door Athena vervaardigde, het geheele lichaam omhullende gewaad, den gordel, de fonkelende oorhangers, den lichtgevenden sluier en de gouden sandalen.
Haar gloeiende toorn en haat tegen Ilium (Troje), ontstoken door het oordeel van Paris, waarbij zij werd achtergesteld, maakt haar tot de hartstochtelijke bondgenoote der Achaeërs. Haar gedrag hierbij neemt zelfs het karakter van valschheid aan; vol argwaan bespiedt zij de gangen van Zeus en geeft, als deze haar wenschen niet inwilligt, haar ergernis lucht in eindeloos gekijf. Haar ontbreekt echter de moed om haar verzet in daden te toonen; als hij haar begint te dreigen, bindt zij terstond in. In stede daarvan zoekt zij in ’t geheim anderen tot openlijk verzet aan te hitsen, en eens doet zij zelfs met Poseidon en Athena een poging om Zeus te boeien, uit welk gevaar deze gered wordt door Thetis, die den honderdarmigen Briareus te hulp roept. Zeus zelf is bang voor haar radde tong: hij bedreigt haar met slagen; eenmaal zelfs heeft hij, omdat zij Heracles op vijandige wijze achterstelde, haar opgehangen zoodat zij in den aether en de wolken zweefde, met gouden boeien aan de handen gebonden en twee aambeelden aan haar voeten, en slechts door een duren valschen eed weet zij zich een tweeden keer voor een zelfde uitbarsting van zijn toorn te vrijwaren. Meestal zoekt zij langs heimelijke wegen haar doel te bereiken.
Op het schitterendst komt haar listigheid uit, wanneer zij, het zwak van Zeus. kennend, hem bedriegelijk in den roes der liefde brengt om zijn aandacht van den strijd af te leiden, opdat Poseidon de Achaeërs zou kunnen helpen. In de poëtische voorstelling der godin zijn haar ijverzucht op haar schoonheid en haar rechten als gade van Zeus overheerschend. Side, de gemalin van Orion, wordt door haar naar de onderwereld verbannen, omdat deze haar den voorrang in schoonheid betwist, om dezelfde reden wordt Gerane in een kraanvogel veranderd. Vooral de liefdesbetrekkingen van Zeus verwekken haar jaloerschheid. Zoo wordt Callisto, omdat zij Zeus ter wille geweest is, in een berin veranderd en op haar aanstoken, door de pijlen van Artemis gedood; tegen Io, Leto (Latona), Alcmene (de moeder van Heracles) en haar dienares Galanthis, Danaë (de moeder van Perseus), Europa, Semele (de moeder van Dionysus) e. a. gaat zij met denzelfden meedoogenloozen haat te werk. Zelfs op Ganymedes, den lieveling van Zeus, is zij naijverig, zooals zij ook uit jaloezie de kinderen van bovengenoemde vrouwen vervolgt, vooral Heracles.
De geheele beteekenis van H. is uitgedrukt in het begrip gade en godin van het huwelijk (Hera Teleia), die waakt over de rechten en wetten van het huwelijk. Als zoodanig blijft hartstochtelijke liefde haar vreemd en wijst zij, als de trouwe en kuische gade van Zeus, de aanzoeken van Ixion, Porphyrion en Ephialtes af; slechts een latere, alleen staande sage verhaalt dat zij, door den titan Eurymedon overweldigd, Prometheus baarde, alsmede haar liefde tot den schoonen knaap Aëtos, die in een adelaar veranderd werd. Veeleer zijn de kinderen, waarvan zij in de latere sage als moeder voorkomt, allen ook de kinderen van Zeus. Aldus Ares, Hebe (Dia), de Ilithyiën, Hephaestus. H. is ook de wachteres over de geheimen van het huwelijksleven. Daarom treedt zij ook op als bijstand in de barensweeën, en in Argos werd zij juist als Ilithyia, als geboortegodin, vereerd. Met nieuwe maan is het de tijd voor haar offers, evenals voor die aan de italische Juno (zie ald.), die met haar geïdentificeerd wordt.Bij de voorstelling van H. in de beeldende kunst, waarvan uit den goeden griekschen tijd slechts zeer weinig exemplaren zijn overgebleven, wordt voornamelijk vastgehouden aan de homerische schildering: groote, ronde, open oogen, strenge gelaatsuitdrukking vol majesteit, een eenigszins sterk vooruitstekende kin (waardoor onbuigzame wilskracht wordt uitgedrukt), lichaamsvormen eener matrone in den bloei der jaren; daarbij zooveel mogelijk bekleed: opgeschorte chiton (onderkleed), die slechts hals en armen bloot laat, met wijd, de geheele gestalte omhullend bovenkleed, de koninklijke hoofdband (stephane), meermalen ook een sluier. De granaatappel in haar hand is het symbool van de vruchtbaarheid des huwelijks. De meest voorkomende attributen zijn bovendien: de schepter als teeken der heerschappij, de patera of offerschaal in de hand, de pauw (zinnebeeld van den met sterren bezaaiden hemel) aan haar voeten, ook wel de koekoek (als bode der lente; vergel. voorts de boven aangehaalde sage van Hermione), bloemen en bladeren (als symbolen van den zegen der natuur). Boven alle andere beelden was beroemd het chryselephantine beeld, door Polycletus vervaardigd, in den Heratempel nabij Argos, waarvan de afbeeldingen op romeinsche munten ons nog een voorstelling geven. H. was hier voorgesteld zittend op een rijkversierden troon, het voorhoofd omgeven met een diadeem, waarop de Chariten (Gratiën) en Horen in relief waren afgebeeld; in de eene hand hield zij een granaatappel, in de andere den schepter, waarop een koekoek zat. Deze strenge opvatting b.v. in den kop der farnesische Hera te Napels, terwijl jongere werken meer het vrouwelijke of het koninklijke karakter in de gjodin doen uitkomen.
Beide zijn op de mooiste wijze vereenigd in den zeer bewonderden, van een kolossaal beeld afkomstigen kop der Hera Ludovisi in Rome. Tusschen die beide koppen in staat die van Girgenti, welke zich in het Britsch Museum bevindt. Onder de beeldhouwwerken, welke H. voorstellen, zijn de voornaamste: de barberijnsche Juno in hetVaticaan te Rome en een marmeren torso van Ephese te Weenen; eerstgenoemde is de uitdrukking van het motief der Hera Teleia (Juno Pronuba; zie boven), wier beroemdste beeld door Praxiteles voor Plataeae vervaardigd werd. Een eigenaardige voorstelling der godin, waarmede de kunst zich echter weinig heeft bezig gehouden, is de Hera Ilithyia (Juno Lucina). Literatuur: Schömann, Das Ideal der Hera (Greifswald 1847), W. Roscher, Studiën zur vergleichenden Mythologie, 2de ged. (Leipzig 1875), id., Ausfuhrliches Lexikon der griechischen und römischen Mythologie, dl. 1, kol. 2075 vlg.), Förster, Die Hochzeit des Zeus und der Hera (Breslau 1867), Overbeck, Griechische Kunstmythologie, 2de boek: Hera (Leipzig 1873, met atlas).