(hoogd. Harlekin, eng. harlequin, ital. (h)arlecchino; deze woorden zijn evenals ons woord uit fr. harlequin, oudfriesch hierlequin, hielequin ontstaan, naar men wil uit het germaansch; vergel. daarmede oudfriesch helle kin, angelsaksisch helle cyn, oudnoorsch heljar kyn, d. i. helle kunne, hellegebroed), de naam van een komisch personage in de italiaansche „Commedia del! arte” (in de 16de eeuw ontstaan) en sedert in alle europeesche tooneelen ingevoerd, de onnoozele, later geslepen en geestige bediende van Pantalon; vervolgens de minnaar in ’t ballet; nu wordt er gewoonlijk mede aangeduid een potsenmaker, een hansworst (zie ald.) of hanssop (zie ald.).
De Franschen leerden H. kennen door italiaansche tooneelgezelschappen, die naar Frankrijk kwamen. In Duitschland is de hansworst (zie ald.) met H. samengegroeid, en zijn naam is bijna geheel door dezen laatste verdrongen. Verwant met H. zijn de spaansche Gracioso en de engelsche Clown; de Bajazzo is een afstammeling van den echten H. Harlekinade: pantomime, waarin de hoofdrollen worden vervuld door Harlekijn, Pierrot, Colombine en Pantalon; kluchtspel, goochelspel, fopperij; voorts hansworstenstreek.