Gepubliceerd op 17-02-2021

Guajakhout

betekenis & definitie

pokhout, heiligenhout, bois de gaïac (Lignum Guajaci of Lignum sanctum, ook Lignum vitac), het kernhout van den tot de familie der Zygophyllaceeën behoorenden guajakboom (Guajacum officinale L., zie plaat Terebinthaceeën, fig. 5), die in West-Indië, inzonderheid op Curasao, Martinique, Jamaica en Haïti, alsmede in Zuid-Amerika (Venezuela en Columbia) groeit. Het hout komt in stukken ter zwaarte van een centenaar in den handel, is ongemeen hard, moeilijk splijtbaar, echter zeer geschikt voor houtdraaierswerk, geeft bij wrijving een zwakken, aangenamen geur af, smaakt scherp aromatisch, bevat 20—26 % hars (guajakhars), wordt gebruikt voor kegelballen, rolstokken, hamers enz., en is als een op de nieren en op het functioneeren van de huid werkend z.g. bloedzuiverend middel officineel; het wordt als afkooksel of aftreksel met thee (z.g. houtthee) aangewend tegen syphilitische ziekten, jicht en rheumatisme.

Het hout van den in Florida, op de Bahama-eilanden, de Groote Antillen en in Guatemala inheemschen Guajacum sanctum heeft dezelfde eigenschappen. Londen en Hamburg zijn de hoofdzetels van den handel in G.

< >