Gepubliceerd op 14-03-2021

Venezuela

betekenis & definitie

republikeinsche statenbond (federatieve republiek) in Zuid-Amerika, aan de Antillenzee, 1.043.900 km.1' groot en in 1894: 2.444.816 inw. (meest Mulatten en Zambo’s, 45.000 vreemdelingen); omvat de n.o. vertakkingen van de Cordilleras, het westelijk deel van de Siërra Parima en het grootste gedeelte van de laagvlakte van de Orinoco. Landbouw (maïs, koffie, cacao, tabak), veeteelt (paarden, runderen, geiten, schapen, ezels, muildieren, zwijnen), mijnbouw op goud (Yuruari), koper en steenkool; industrie onbeduidend, van meer beteekenis is de handel.

Uitvoer in 1901: 75.43 millioen bolivares (eenige jaren daarvoor ongeveer het dubbele), invoer: 42.32 millioen bolivares (1 bolivar is 48 cent). De landen, waarmee V. voornamelijk handelt, zijn de Vereenigde Staten, GrootBritannië, Frankrijk en Duitschland. De eigen handelsvloot bestaat slechts uit eenige vaartuigen voor de kustvaart. Spoorwegen in 1903: 826 km. Hoofdhavens: La Guaira, PuertoCabello, Maracaïbo, Carupano en CiudadBolivar. Sinds 1888 is V. door een kabel verbonden met Curagao. Het spaansch is de landstaal.V. is een federatieve republiek, bestaande uit 20 staten, 1 bondsdistrict, 4 territoriën en 2 koloniën. De eerste grondwet, die van 1830, bleef van kracht tot 1901 en werd toen vervangen door een nieuwe. Aan het hoofd der republiek staat een, voor den tijd van 6 jaar gekozen president, die terzijde wordt gestaan door een raad van 7 ministers. Er is een parlement met twee kamers; de Eerste kamer of Senaat telt 40 leden (2 voor eiken staat); voor de Kamer van afgevaardigden kiest elke staat 1 vertegenwoordiger op elke 40.000 inw. De staatsinkomsten bedroegen over het boekjaar 1901/02: 37 millioen bolivares (w.o. 21.3 mill. aan invoerrechten), de uitgaven evenveel, de staatsschuld bedroeg op 1 April 1903: 75 mill. boliv. buitenlandsche en 125 mill. boliv. binnenlandsche (rentebetaling in 1899 gestaakt), buitendien nog 100 mill. boliv. andere schulden. V. heeft den gouden standaard. Het onderwijs, dat in de laatste kwarteeuw veel verbeterd was, is in de laatste jaren van onophoudelijke burgeroorlogen weer erg achteruitgegaan; 3/4 der bevolking zijn analphabeten. Te Caracas is een centrale universiteit, en te Maracaïbo, Merida en Valencia zijn kleine universiteiten. Hoofdstad is Caracas.



Geschiedenis

De kust van V. werd 1498 door Columbus ontdekt en kreeg 1499 van Amerigo Vespucci en Hojeda zijn naam, die Klein-Venetië beteekent, naar een op palen

gebouwd dorp bij het tegenwoordige Coro, maar werd ook Tierra Firma en Castilla del Oro (Goud Castilië) genoemd. In 1528 stond Karel V het den Augsburger bankiers Függer ten pand als spaansch leen af, maar dezen lieten het door een bende landsknechten onder Ambrosius Alsinger zoo uitzuigen en onderdrukken, dat de keizer het hun weder ontnam (1545) en tot een spaansch capitanaat (van Caracas) inrichtte. Tot 1810 bleef het aan de kroon van Spanje behooren; toen scheurde het zich van het moederland los en proclameerde in 1811 zijn staatkundige onafhankelijkheid. Tot twee maal toe werd het weder onderworpen, doch ten slotte gelukte het Simon Bolivar de spaansche troepen voor goed te verdrijven, waarop het in 1819 met Nieuw-Granada en Quito (Ecuador) tot den bondsstaat Columbia werd vereenigd. Deze vereeniging duurde slechts tot 1830; toen scheidde V. zich weder af en vormde een zelfstandige republiek. De eerste president was José Antonio Paez, onder wiens wijs beheer orde en rust werden gehandhaafd.

Op hem volgde (1835) Vargas, die de voetstappen van zijn voorganger drukte, waarna Paez andermaal president was, tot 1843. In 1845 werd de republiek door Spanje erkend; het volgende jaar brak er een burgeroorlog uit tusschen blanken en kleurlingen, die evenwel door Paez, wien dictatoriale macht was verleend, werd onderdrukt, maar een geest van tweespalt in het leven riep, welke sedert dien V. bleef teisteren. Door Paez’ toedoen kwam Tadeo Monazas aan het bewind, die echter zeer willekeurig te werk ging, met de meerderheid van het congres in botsing kwam en Paez, die zich tegen hem had verklaard, liet gevangen nemen en dwong het land te verlaten (1850). Tot 1863 werd V. nu door burgeroorlogen tusschen Federalisten en Unitariërs verdeeld. In 1863 kwam eindelijk een overeenkomst tot stand, waarbij elke partij vier afgevaardigden benoemde voor de keuze van een nieuwen president. Paez, in 1860 nogmaals als dictator gekozen, legde de regeering neder, en de federalist generaal Faleon werd president.

In 1864 werd op een constitueerende vergadering V. tot een statenbond verklaard (Estados Unidos di V.), in 1865 Faleon als president herkozen, doch in 1868 door de Unitariërs tot heengaan genoodzaakt. Na een nieuwen burgerkrijg tusschen den president, generaal Pulgar, en den leider der federalisten, generaal Guzman Blanco, gedurende welken oorlog het land veel te lijden had, kwam laatstgenoemde aan het bewind (1870), dat hij 7 jaar bleef uitoefenen. Blanco kondigde een nieuwe constitutie af, trad vijandig tegen de kerk op en deed zelfs een mislukte poging om een nationale kerk te stichten. Verwikkelingen met Nederland werden spoedig tot een einde gebracht. Na een kort bestuur van generaal Valera wist Blanco in 1879 andermaal het bewind in handen te krijgen, behield dit tot 1886 en trad na den spoedigen dood van zijn opvolger Crespo nogmaals als president op, tot 1887. Na nieuwe onlusten en een grenskwestie met Engeland over het bezit der delta van den Orinoco, geraakte Cipriano Castro, de tegenwoordige president, aan het hoofd der zaken.

De oplossing van het Orinoco-geschil ten gunste van V., door den scheidsrechter, in dit geval den Czaar, was een goed begin voor Castro’s bewind. Maar dit kenmerkte zich niet lang daarna door het eigenmachtig ingrijpen van den president in de financieele aangelegenheden der republiek, waarbij de belangen van vreemdelingen waren betrokken, wat een interventie van Duitschland en Engeland ten gevolge had.

Een gewapend verzet, dat in een nieuwen burgeroorlog ontaardde, van de zijde van een aantal generaals en een deel der gegoede en welgezinde bevolking des lands, werd met moeite bedwongen, omdat het samenviel met de maritieme expeditie door Duitschland en Engeland tegen V. ondernomen. Castro trad met groote oeslistheid tegen deze mogendheden op en won uaardoor de sympathie van het meerendeel zijner landgenooten. Een mislukte aanval der schepen van genoemde expeditie op het fort van San Carlos, dat zich dapper verdedigde, leidde tot de bemiddeling der Ver. Staten en tot een schikking, waarbij ook aan de aanspraken van onderdanen van andere europeesche staten werd te gemoet gekomen.