Gepubliceerd op 17-02-2021

Grauwak

betekenis & definitie

grauwacke, een conglomeraatachtig puingesteente, samengesteld uit hoekige of afgeronde kwartskorrels en brokstukken van kiezel- en kleischiefers, meestal vergezeld van veldspaatkorrels, soms ook van glimmerblaadjes, alles aaneengehecht door een bindmiddel, dat soms kleiachtig of kiezelachtig van aard is, soms uit een kwartsglimmercement bestaat. Onder het microscoop zijn veelal bovendien nog deelen van allerlei andere delfstoffen waar te nemen, als toermalijn, zirkon, apatiet, granaat, hoornblende, augiet.

Is het bindmiddel een kiezelstof, dan is het gesteente in den regel uitermate hard. Meestal heeft de G. een grijsgrauwe kleur; zij is meestal fossielenvoerend (steenkernen, afdrukken), doch arm aan goed bewaard gebleven planten- of dierenresten. Op grond van de structuur onderscheidt men korrelige, schieferige G. en grauwakschiefer. G. vormt naast toonschiefer en kalksteen het hoofdmateriaal waaruit de silurische en devonische formaties zijn opgebouwd; ook in de onderste afdeeling der steenkoolformatie komen, wanneer deze als kulm optreedt, vele en machtige lagen van G. voor. G. onderscheidt zich van zandsteen nagenoeg alleen door de grootere verscheidenheid der klastische elementen.

< >