in het algemeen een optisch instrument dat dient om zeer kleine of voor het bloote oog onzichtbare voorwerpen aanmerkelijk te vergrooten. Men onderscheidt enkelvoudige microscopen (eenvoudige vergrootglazen, loups) en samengestelde.
Het samengestelde microscoop is uitgevonden door Zacharias Jansen (1590); het bestaat uit minstens twee, in een buis oT koker en op een zekeren afstand van elkander opgestelde lenzen of combinaties van lenzen, waarvan de eene evenals bij den verrekijker objectizf of vocrw^erplens en de andere oculair of ooglens heet; het objectief staat naar het te onderzoeken voorwerp, het oculair naar het oog van den waarnemer gekeerd. Het objectief is een kleine convexe lens met sterk gebogen vlakken, zoodat zij een zeer korten brandpuntsafstand of brandwijdte heeft. Wanneer een klein voorwerp onmiiddellijk voor het brandpunt van een zoodanige lens wordt gebracht, dan ziet men achter de lens een vergroot beeld daarvan, in omgekeerden stand. Zal dit beeld duidelijk en scherp van omtrekken zijn, dan moet het objectief zijn samengesteld uit een combinatie van lenzen, en wel zoodanig dat alle chromatische en andere afwijkingen vervallen. Het oculair dient als loup dat het reeds vergroote beeld noig meer vergroot. Figuur 1 is een afbeelding van een samengesteld M.
De buis t bevat van boven het oculair c, van onderen het objectief o, en kan door de buis r door draaien aan het tandrad z uiten ingeschoven worden. De micrometerschroef m, die het mechaniek e e’ van de kolom d op en neer beweegt, dient voor zeer kleine en fijne verstelling. De kop daarvan is ingedeeld in tiende of honderste millimeters. De voorwerptafel p, die door een tandrad op en neer kan worden bewogen, heeft recht onder o een opening, waaronder zich de spiegel s bevindt, die het te beschouwen voorwerp sterk moet verlichten, een volstrekt vereischte om een helder beeld te verkrijgen; deze spiegel kan door den hefboom h in verschillende standen worden gesteld. Onder de voorwerptafel kan met behulp van de knopjes a a een rechthoekige, in het midden van een rond gat voorziene plaat worden geschoven, die den cylinder i doorlaat; ff is het voetstuk en het stuk g heeft soms een scharnier, om de buis t in schuinen stand te stellen. Bij de sterkste vergrootingen worden z.g. immersie-objectieven gebruikt, bij welke de tusschenruimte tusschen dekglas en frontlens van het objectief gevuld is met een droppel vloeistof (olie of water).
Fig. 2 vertoont het onderste gedeelte van een apochromatisch objectief met olie-immersie en fig. 3, een oculair, beide in overlangsche doorsnee. De graad van vergrooting is de verhouding van de grootte van het beeld tot de ware grootte van het voorwerp. Deze vergrooting is het product van de vergrooting van objectief en oculair. De mate der lineaire (rechtlijnige) vergrooting wordt bepaald met behulp van den micrometer. Bij te sterke vergrooting verliest het beeld aan duidelijkheid wat het in uitgebreidheid wint. In plaats van één lens kan men als enkelvoudig M. een samenstel van twee of drie lenzen gebruiken, welke zeer dicht bij elkander staan of elkander onmiddellijk aanraken.
Zoodanig is de doublet of dubbellens van Wollaston, bij welke twee lenzen op een afstand van elkander geplaatst zijn, gelijk aan het verschil hunner brandpuntsafstanden. Tusschen beide is een ring met nauwe opening aangebracht (diaphragma geten) om de randstralen der ïichikegels, die van de uiterste punten van het voorwerp door de eerste lens gaan, op te vangen, waardoor de afwijking, door de eerste lens veroorzaakt, grootendeels door de tweede wordt opgeheven. Bij deze dubbellens heeft men bij gelijke vergrooting minder afwijking wegens bolvormigheid, weinig kleurschifting en een grooter gezichtsveld. Gezichtsveld heet bij het M. de hoekige ruimte waarbinnen alle door A oculair heen zichtbare punten begrepen zijn.Met het M. zijn vele hoogst-belangrijke ontdekkingen gedaan, vooral in de plant- en dierkunde en in de physiologie. Organische wezens, wier bestaan vroeger niet vermoed werd (bacteriën enz.), heeft men met behulp van het M. leeren kennen. Ook in de nijverheid bewijst dit instrument velerlei nuttige diensten; zoo stelt het bijv. in staat om allerlei vervalschingen (van meel, chocolade, suiker enz.) te constateeren en om in weefsels de aanwezigheid van katoen, wol, zijde enz. aan te wijzen.