naam van drie romeinsche keizers:
Marcus Antonius G. Africanus (G. I), een nauwe bloedverwant van Marcus Aurelius Antonimus, en een rijk, kunstlievend en letterkundig hoogontwikkeld man, werd, nadat hij tevoren aedilis en praetor geweest was, consul (onder Antonius Caracalla), welk ambt hem onder Alexander Severus (229 n. Chr.) opnieuw werd opgedragen; door dezen laatste werd hij later tot proconsul van de provincie Africa benoemd, als hoedanig hij zich bij de bevolking dier provincie zeer bemind maakte; in 238, op 80-jarigen leeftijd, werd hij tegenover den wreeden Maximinus tot keizer uitgeroepen; door den senaat erkend benoemde hij zijn zoon en legaat, Marcus Antonius G. II tot mede-regent. In den oorlog tegen den door hem beleedigden stadhouder van Mauritanië werd genoemde zoon, toen 46 jaar oud, voor Carthago verslagen en gedood, waarop G.
I zelfmoord pleegde. M. Antonius G. III Pius Felix, een kleinzoon van den eerste, werd na den dood der beide vorigen als knaap van 16 jaren door het volk tot caesar uitgeroepen, naast de keizers Pupienus en Baibinus, na wier dood hij tot augustus verkozen werd; in ’t jaar 241 trouwde hij met de dochter van zijn bekwamen minister Misitheus, wiens wijze raadgevingen hij gaarne op volgde. Hij overwon de Goten en Sarmaten, leverde vervolgens verscheiden veldslagen aan Sapores, koning der Perzen, trok over den Euphraat, verloor echter gedurende den krijg in 243 zijn trouwen Misitheus, waarop G. door den nieuwen overste der lijfwacht, Philippus, vermoord werd.