Gepubliceerd op 17-02-2021

Goor

betekenis & definitie

1) Gemeente in Overijsel (arrond. Almelo, kantonshoofdplaats), omgeven door de gemeenten Markelo en voor een klein gedeelte door Ambt-Delden, 283 hectare groot, meest zandgrond; wordt van het n. naar het z. doorsneden door de Regge, aan wier oevers beekklei ligt; bevat het stadje G. en eenige verspreide huizen, en telde 1 Jan. 1902: 3078 inw.

Kiesdistrict Lochem; personeele belasting 8ste klasse. Het stadje Goor, aan de Regge, 5 uur o. van Deventer, aan de spoorlijn Zutphen—Hengelo (station 31 km. van Zutphen, 15 km. van Hengelo), behoort tot de voornaamste industrieele centra van Overijsel; in 1833 richtte Thomas Ainsworth, die op de gemeentelijke begraafplaats een sierlijk gedenkteeken heeft, hier de eerste calicotweverij op en sinds ontwikkelde zich te dezer plaatse een uitgebre.de textielindustrie. Er is een kantongerecht gevestigd, welks rechtsgebied zich uitstrekt over de gemeenten Ambt-Delden, Stad-Delden, Diepenheim, Goor, Holten, Markelo, Rijssen. G. kreeg in 1263 stedelijke rechten, van bisschop Hendrik van Vianden; in 1421 werd hier een vrij stoel van het veemgerecht opgericht; G. werd verscheidene malen ingenomen, als in 1510 door hertog Karel van Gelder, in 1517 door den drost van Coevorden, Roelof van Munster, in 1572 door den graaf van den Bergh, in 1597 door prins Miaurits, in 1665 en 1672 door de Munsterschen.2) Het Goor, buurt, gem. Mierlo, N.-Brab., ongeveer 250 inw. 3) G., gehucht, gem. Steenwijkerwold, Overijsel.

< >