Gepubliceerd op 17-02-2021

Goa

betekenis & definitie

Gowa, vroeger Koewa, portugeesche bezitting in Voor-Indië, tusschen 14° 53' en 15° 48' N.B., en 73° 45' en 74° 24' O.L., is 3270 km.2 groot en telde in 1894 met het eiland Angediva 494.836 inw., d. i. 51 per km.2; 2/3 daarvan zijn r.-kath. hindoes, kreolen en mestiezen; het getal der europeanen is gering. Hoofdvoortbrengselen zijn rijst, peper, kokosnoot en zout.

Met de overige portugeesche bezittingen in Indië: Daman en Diu, vormt G. het tegenwoordige gouvernement-generaal Indië, overblijfsel van het vroegere vicekoninkrijk Indië, tezamen 3658 km.2 groot, in 1894 met 572.290 inw. De bezitting ontving 1899/1900: 940.886 en gaf uit 1.057.564 milreïs. De tegenwoordige hoofdstad Pandsjim, Porto-Pangi, Pangam of Villa nova de Goa, zetel van den gouverneur-generaal, van een aartsbisschop en van het hoogste rechtscollege, ligt aan de monding van de rivier Mandawi, in een zandige, eilandachtige kuststreek, op korten afstand van Oud-Goa; de stad is goed gebouwd, zij telt ongeveer 9000 inw. en heeft een prachtige haven; de handel is onbeduidend; de aansluiting aan het indischo spoorwegnet (van de haven Mormugao uit) heeft de daarvan gekoesterde verwachtingen grootelijks teleurgesteld. Er zijn te dezer plaatse tal van arakbranderijen.Oud-Goa, thans een puinhoop, met eenige nog half overeind staande kloosters en kerken, behoorde voorheen tot het rijk Bidsjapoer, en werd in 1510 door Albuquerque veroverd en tot hoofdstad van het portugeesche vicekoninkrijk Indië bestemd. Zeer spoedig trok G. allen handel van Kalikoet en andere naburige kuststeden aan zich, werd in 1559 residentie van den onderkoning, en had toen een omvang van 10 km. en omstreeks 200.000 inw. De bevestigde haven was, inzonderheid sinds het verlies van Malakka (1641), het middelpunt van den indischen handel. Het was toen de hoofdstad van alle portugeesche bezittingen, van Kaap de Goede Hoop tot Macao in China, en de macht van het eerst in 1815 opgeh. inquisitiegerecht alh. strekte zich uit over alle Portugeezen in Indië, alsmede over alle inboorlingen. Later ging de stad door het verlies van een deel der portug. bezittingen aan Nederlanders en Engelschen, alsmede door het steeds slechter en ongezonder worden van het klimaat, moordende epidemieën, en vooral ook wanbeheer, allengs achteruit. Op het midden der 18de eeuw werden de Jezuieten van hier verdreven en hunne kerken verwoest.

Nieuw-G. ontstond sinds het begin der 18de eeuw; in 1753 maakte de onderkoning het tot hoofdstad, waarop Oud-G. nagenoeg geheel werd verlaten. Het nieuwe G. kreeg intusschen nimmer de politieke en commercieele beteekenis van het oude G.

< >