Gepubliceerd op 17-02-2021

Glauberzout

betekenis & definitie

Glauber’s wonderzout, zwavelzure natrium, natriumsulfaat, Na2 S04, gekristalliseerd Na2 S04 + 10 H20, werd het eerst door J. R.

Glauber beschreven (1658), onder den naam Sal mirabile Glauberi. Het G. bestaat uit: 19.3 natron, 24.8 zwavelzuur, 55.9 water, en komt voor in groote, kleurlooze en doorzichtige kristallen. Het mag noch zuur, noch alkalisch reageeren. De smaak is bitter en verkoelend. In droge lucht verliezen de kristallen hun water en verweeren tot een wit meel. Het G. is in water gemakkelijk oplosbaar.

Eén deel behoeft 8 d. water van 0° en minder dan 1/2 d. kokend ter oplossing. Men vindt G. in de zoutputten en in de minerale bronnen opgelost. Men haalt het in groote hoeveelheid uit de zoutputten, door de moerloog, die bij de zoutbereiding terugblijft, aan de vorst bloot te stellen, waardoor het G. in kristallen aanschiet. Het wordt bovendien als nevenproduct verkregen bij véle scheikundige bereidingen, in chemische fabrieken en zoutketen. Het wordt in de geneeskunde als een drijvend middel gebruikt, en bovendien in groote hoeveelheden in de glas- en sodafabrikage. Het wordt kunstmatig bereid door de werking van keukenzout op zwavelzuur.

Bovendien komt het in de natuur voor in het water van vele minerale bronnen (o. a. in dat van Püllna en Karlsbad), in het zeewater en in de meeste zoute bronnen. Behalve door de werking van zwavelzuur op keukenzout (de z.g. onmiddellijke bereidingswijze) kan het G. ook op een indirecte wijze bereid worden, d. w. z. zonder zwavelzuur. De belangrijkste methoden die met dit doel werden voorgeslagen, zijn de volgende. De methode van Balard en Merle, volgens welke men G. en chloormagnesium verkrijgt uit het zeewater en uit de moederloog der zoutfabrieken. Dit geschiedt door dubbele ontleding van het chloornatrium en van de zwavelzure magnesia onder den invloed van een lage temperatuur, hetzij in den winter of door kunstmatige afkoeling met de ijsmachine van Carré. De handelwijze van Longmaid, waarbij zwavelkies of kiesaehtige koperertsen met keukenzout geroost worden, onder toevoer van lucht, die gedroogd is door over ongebluschte kalk te strijken.

De gerooste massa wordt uitgeloogd, waardoor men een oplossing van zwavelzure natron verkrijgt, terwijl de overblijvende stoffen op koper verwerkt worden. De grootste hoeveelheid G. wordt in de fabrieken van soda, ultramarijn en glas verbruikt. In laatstgenoemd geval werkt het genoemd zout alleen door zijn natrongehalte; het wordt dan n.l. met kool en kiezelzuur (kwarts) versmolten.Door de werking van de kool en van het kiezelzuur op het G. ontstaan zwaveligzuur, kiezelzure natron en kooloxyde. Om voor de glasfabrikage te kunnen dienen, wordt het G. vooraf van ijzer bevrijd, door na oplossing van dit zout, het ijzeroxyde met kalk te precipiteeren, de heldere oplossing weder uit te dampen en de overblijvende massa te drogen. Op een dergelijke wijze kan men van het G. waterglas vervaardigen, door het met zand en kool samen te smelten. Eveneens kan men daaruit natrium-aluminaat bereiden door het met aluinaarde of met bauxiet te verhitten.

< >