duitsch lyrisch dichter, in 1761 te Hohendodeleben bij Maagdenburg geb., werd 1790 onderwijzer te Lyon, en trad in 1794 bij de vorstin van Anhalt-Dessau in dienst als voorlezer en reisgenoot. In 1812 kwam hij in dienst des konings van Württemberg, die hem tot legatieraad, intendant van den kon. schouwburg en bibliothecaris benoemde.
Hij overl. in 1831. Zijn gedichten onderscheiden zich door buitengewone zuiverheid van versificatie en door uitmuntende natuurschildering, doch lijden aan eentonigheid en matheid. Zijn Schriften verschenen in 8 dln. (Zur. 1825—31); bovendien verzamelde hij zijn belangrijke reisherinneringen in Erinnerungen (5 dln., 1810—16). Schoch gaf M.’s Literarischer Nachlass uit (4 dln. 1832).