nederlandsch schilder, geb. omstreeks 1580 te Antwerpen, overl. einde Aug. 1666 te Haarlem, werd in laatstgenoemde plaats in de kunst opgeleid door K. van Mander, en trad in 1616 op met een z.g. doelenstuk, een feestmaaltijd van de officieren der schutterij voorstellende, en in de eerstvolgende jaren ontstonden verscheidene gelijksoortige werken. H. schiep zich weldra een eigen richting; hij emancipeerde zich ten volle van de traditie zijns tijds en heeft vele kenmerkende eigenaardigheden.
Zijn werken doen zien met welke maatschappelijke kringen zijn levensomstandigheden en zijn levenswijze hem het meest in aanraking brachten. Zijn maaltijden, feesten en bijeenkomsten van officieren, schutters, gildebroeders enz. zijn wel het zorgvuldigst bewerkt en in menig opzicht zijn beste en belangwekkendste werken, doch in levendigheid en karakteristiek overtreffen zij in geenen deele zijn low-life pictures van rondreizende zangers en straatmuzikanten; evenzoo zijn H.’s portretten van aristocratische personages wel forsch en somber, doch niet zoo expressief als die van vischvrouwen en kroeghelden. H. werkte bij voorkeur in helderen toon; over zijn meeste werken hangt het volle daglicht. Hij overtreft soms Kembrandt in kracht van uitdrukking; met zeldzame intuïtie fixeert hij een interessant moment in het leven van zijn zitters of in de houding van zijn modellen, en wat dat moment te aanschouwen geeft, weet hij met onnavolgbare juistheid en volmaakte meesterschap over eiken vorm van uitdrukking te reproduceeren. In eiken kunstvorm dien hij' beoefend heeft kan men zijn vroegeren stijl onderscheiden van dien van latere jaren. Aanvankelijk een zorgvuldig teekenaar zonder veel geest, verkrijgt hij gaandeweg meer effect en heerschappij over vorm en tint, terwijl zijn latere werken ware meesterstukken van kleur zijn.
H.’s werken zijn over geheel Europa verstrooid, in musea en private verzamelingen, en zijn zeer talrijk. Omtrent dezen meester bestaan een menigte anecdoten en over het geheel schijnt hij als mensch op een laag peil te hebben gestaan. Zijn eerste vrouw werd derwijze door hem mishandeld dat zij; ontijdig stierf (1616). Overigens schijnen zijn gebreken sterk overdreven te zijn. In zijn laatste jaren had hij 'met groote armoede te kampen; in 1664 kreeg hij van de gemeente Haarlem een jaargeld van 200 gulden; zijn weduwe moest de toevlucht nemen tot de armenzorg en stierf vergeten in een ziekenhuis. Van zijn vele kinderen heeft Frans Hals Jr. (geb. omstreeks 1622, overl. 1669) naam gemaakt als genreschilder, evenals Dirk Hals, broeder van H. den oudere, overl. in Mei 1656 te Haarlem.