Zesde president der Fransche republiek, geb. 30 Jan. 1841 te Parijs, zoon van een meubelfabrikant van beperkte middelen , wijdde zich aan den handel, vestigde zich te Havre. nam deel aan den oorlog van 1870/ 71. en werd in 1881 dojr de gematigde republikeinen van Havre in de Kamer gekozen: onderstaatssecretaris van koloniën in het kabinet-Ferry (1882— 85) en in hetkabinetTirard (18S8), vicepresident der Kamer F. Fauuk. (1893). werd hij in 1894. in het kabinetDupuy, minister van marine : hij de presidentsverkiezing, die na het aftreden van CasimirPerier te Versailies plaats vond (17 Jan. 1895: behaalde de kandidaat der radikalen. Brissou, 338 stemmen, terwijl op de beide kandidaten der opportunisten 244 (Faure) en 184 (Waldeck Rousseau) werden uitgebracht: daar nu Waldeck-Rousseau zich ten behoeve van F. terugtrok. werd deze laatste bij tweede stemming met 430 tegen 361 stemmen gekozen. Hoewel niet in die mate als zijn voorganger er naar strevende om persoonlijk invloeit uit te oefenen op den gang van zaken, wist. hij zich niettemin meer te doen gelden als Urévy en Gamot: zoo nam hij bijv. weder het voorzitterschap in den oppersten krijgsraad, en zocht zich door veelvuldige reizen omtrent den toestand en de behoeften des lands te orienteeren: de buitenl. politiek van Frankrijk bleef onder zijn regeering dezelfde; in 1897 werd de fransch-russische alliantie officieel bekend gemaakt. F. constitueerde vijf ministt-riön, n.l. dat van Ribot (1895),Bourgeois, 11895). Méline (1896), Brisson (1898), en Charles Dupuy (1898): trots zijn verzet werd in Sept. 1898 door den ministerraad tot herziening van het Dreyfus-proees besloten. F. overl. 16 Febr. 1S94 te Parijs.
Hij schreef: Le Harre en 7078(1879), Li: bnd' get de France et des. principuux pai/s d Fnrape de/wis jsss (door de Académie bekroond).