twee broeders, die zich in de 17de eeuw als klokkengieters een europeeschen naam hebben verworven. Lotharingers van geboorte, schijnen zij vroeg naar de Nederlanden te zijn gekomen; in 1646 goten zij te Zutphen hunne eerste klokken; weldra vestigden zij zich te Amsterdam, en richtten hier op den hoek van Keizersgracht en Leidschegracht een werkplaats in; uit deze werkplaats kwamen de meest beroemde torenklokken en carillons voort die Nederland bezit, o. a. die van de Oude kerk te Amsterdam, van de Groote kerk te Haarlem, van den Dom te Utrecht, van den Martinitoren te Groningen enz. ; verder goten zij ornamentwerk, stand- en staatsiebedden enz. (o. a. den Atlas met hemelbol voor het voormalig stadhuis, thans koninklijk paleis te Amsterdam).
Tot op den tijd van de gebr. H. en den aan hun gieterij verbonden toonkunstenaar Verbeek hing het treffen van den juisten toon van een klokkenspel grootendeels van het toeval af; François H. kwam het eerst op. het denkbeeld om de zwaarte van het gietwerk iets ruimer te nemen en dan de klokken met beitel en vijl bij te werken tot zij op den juisten toon waren gebracht en tezamen muzikaal accordeerden.