Dichter der oude attische comedie, tijdgenoot van Cratinus en Aristophanes, met wie hij dikwijls als vertegenwoordiger der oude comedie genoemd wordt. Hij was een zoon van Sosipolis en trad reeds in zijn 17de jaar als dichter op, misschien evenals Aristophanes onder een vreemden naam, en behaalde zeven malen den prijs der overwinning. Over zijn dood bestaan verschillende legenden en zijn graf toonde men op meer dan eene plaats. Eupolis en Aristophanes zijn de meesters der oude comedie. Alsgeestverwanten bewandelden zij een tijdlang denzelfden weg. De ouden zwaaiden E. den hoogsten lof toe, doch als zijn schaduwzijde noemden zij zijne overhelling tot zinlijkheid en lasterzucht. Het aantal stukken dat hem wordt toegeschreven verschilt, het hoogste is 20; van 15 kan men met zekerheid titel en fragmenten opgeven. De beroemdste waren : De Dooper, gericht tegen de buitensporigheden van het bijzondere leven van Alcibiades; De Vleiers bespotte den rijken lichtmis Callais en zijne tafelschuimers; daarmede behaalde hij (442 v. C.) de overwinning op het stuk „Vrede” v. Aristophanes; Marikas was gericht tegen den demagoog Hyperbolus, die de rol van Cleon te Athene wilde spelen.
E. stierf nog voor het einde van den peloponnesischen oorlog.