fransch tooneelschrijver, geb. te Parijs 1815, overl. ald. 1888, trad het eerst openlijk op met een roman, die geen succes had: La clef des champs, en een vaudeville voor het „Palais-Royal”, die zeer in den smaak viel: Monsieur de Coislin ou l’homme infiniment poli (1832). Hierop volgde een reeks vroolijke en geestige blijspelen, o.a.: Le chapeau de paille d’Italie (1851), Embrassons-nous, Eolleville (1850), Edgar et sa bonne (1852), L’affaire de la rue de Lourcine (1857); Le voyage de M.
Perichon (1860), Les vivacités du capitaine Tic (1861), Cêlimare le bien aimé (1863), Le plus heureux des trois (1870), Trente millions de Gladiator (1875), La cigale chez les fourmis (1876). Aan verschillende van deze blijspelen werkten echter ook anderen mede, bijv.: Michel, Gondinet, Augier, doch in alle is de eigenaardige levendigheid, frissche vroolijkheid en fijne geestigheid van L. heerschend. L. werd in 1880 lid van de Academie Française.