Gepubliceerd op 29-01-2021

Edward (engeland)

betekenis & definitie

naam van zeven koningen van Engeland.

Edward I (1272—1307), geb. 17 Juni 1239, zoon van Hendrik lil, nam reeds tijdens het leven zijns vaders deel aan den krijg der baronnen; bij den dood van Hendrik 111 bevond hij zich in het Heilige land, waaruit hij eerst in 1274 terugkeerde; hij ontwikkelde een groote, voor Éngeland’s nationale ontwikkeling zeer belangrijke wetgevende werkzaamheid, stelde het kanselarij-gerechtshof in, beperkte de kerkelijke jurisdictie, ordende het geheele binnenlandsche beheer, het politiewezen, het leenwezen, enz., en gaf nieuwe grondslagen aan de constitutie, dit laatste min of meer tegen zijn wil en alseengevolg van zijn buitenlandsche politiek; ook hierin sloeg hij een nieuwe richting in doordat hij zich niet tegen het vasteland keerde maar op het britsche eiland bleef; hij onderwierp in twee veldtochten, 1277 en 1282, Wales, dat zich tegen al zijn voorgangers had weten te handhaven en nu een aan het engelsche stelsel aangepasten regeeringsvorm kreeg. Toen in 1290 in Schotland het vorstenhuis was uitgestorven, en aoor de pretendeerende partijen zijn bemiddeling werd ingeroepen, sprak hij zich uit ten gunste van John Baliol, die nu de kroon ontving als een engelsch leen. Ook hier had E. een feilen strijd te voeren om den verworven invloed te behouden, vooral toen het in het nauw gebrachte Schotland hulp zocht bij Frankrijk en door dit land gesteund openlijk in opstand kwam, op een tijdstip dat E. Gascogne tegen Filips IV moest verdedigen (1295). De Schotten vonden een bekwamen aanvoerder in William E. Wallace, en na diens terechtstelling (1305) een nieuwen in den jongeren Robert Bruce. E., voor zijn onophoudelijke oorlogen ontzaglijke sommen gelds enz. noodig hebbende moest, om deze te verkrijgen, allerlei concessien aan zijn parlementen doen; hij moest niet slechts de Magna Charta opnieuw bevestigen, maar ook het parlement de bevoegdheid geven het heffen der belastingen te regelen. Hij overl. 7 Juli 1307 op een krijgstocht tegen Schotland.

Edward II (1307—27), geb. 25 April 1284 te Carnarvon in Wales, zoon van Edward I, was de eerste die als troonopvolger den titel van prins van Wales voerde; zijn regeering vormt een sterke tegenstelling met die zijns vaders; lichtzinnig, zwak en weifelachtig van aard, zocht hij zich aanvankelijk tegen de aanmatigingen der baronnen te handhaven, koos daartoe een franschen avonturier, Piers Gaveston, tot raadsman, liet deze echter bij den eersten stormloop vallen, en liet zich door de baronnen een regeeringsraad van 21 uit hun midden gekozen „Ordainers” opdringen; weldra echter den tegenstand hervattende riep hij den verbannen Gaveston terug, die nu door de partij der baronnen, aan wier hoofd graaf Thomas van Lancaster stond, in 1312 ter dood gebracht werd, zonder dat de koning bij machte was zijn gunsteling te beschermen; de strijd duurde intusschen voort, en de algerneene verwarring klom, op de tijding van de vernietigende nederlaag der Engelschen tegen de Schotten bij Bannockburn (1314). tot een toestand van ware anarchie: nadat de koning zich van Thomas van Lancaster, wiens partij zich met de Schotten in verbinding had gesteld, alsmede van den raad der Ordainers had kunnen ontdoen, stelde zijn eigen vrouw, Isabella, een geboren iranschc, zich aan het hoofd der ontevredenen, die nu den koning gevangen namen en hem van den troon vervallen verklaarden (7 Jan. 1327); E. berustte hierin en stierf reeds 21 Sept. 1327 op het kasteel Berkeley, op geheimzinnige, waarschijnlijk gewelddadige wijze.

Edward III (1327—77), geb. 13 Nov. 1312 te Windsor, zoon van Edward II, kwam tengevolge der door zijn moeder, Isabella, bestuurde samenzwering tegen zijn vader reeds op 15jarigen leeftijd op den engelschen troon, onder regentschap van Isabella. Reeds in 1230 maakte hij een einde aan de willekeurige regeerwijze van Isabella en haar gunsteling Mortimer, dien hij ter dood liet brengen, terwijl hij zijn moeder van het hof verwijderde. Zijn eigen regeering wordt gekenmerkt door onophoudelijke oorlogen, een schitterende buitenlandsche staatkunde, en door den verderen opbouw der grondwet, alsmede door de opkomst van den engelschen handel en het opbloeien van het geestesleven. Allereerst hervatte hij den door zijn vader gestaakten oorlog tegen de Schotten, overwon deze in 1333 bij fialidon-Hill, en vermeesterde weinig later Berwick. Zijn aanspraken op den troon van Frankrijk, die hij als zusterszoon van den in 1328 zonder mannelijke nakomelingen overleden Karel IV gelden liet, wikkelden Engeland in een langdurigen vasteland-oorlog. Met groote omzichtigheid zich bondgenooten verzekerd en zijn toebereidselen gemaakt hebbende, vernietigde hij in 1340 bij Sluis een aanzienlijke fransche vloot, doch moest zich, in zijn vertrouwen op zijn bondgenooten teleurgesteld, tot een wapenstilstand verstaan ; in 1 46 hervatte hij den oorlog, behaalde de overwinning bij Crécy (26 Aug. 1346) en vermeesterde het volgend jaar Caiais; uitputting dwong alsnu beide partijen den strijd voor een poos te staken, tot 1355; in dit jaar werden drie legers tegen Frankrijk uitgezonden; het zuidelijke daarvan, onder bevel van den eng. troonopvolger, Edward, den „zwarten prins”, versloeg de Franschen op 19 Sopt. 1356 bij Maupertuis, niet ver van Poitiers, en nam den franschen koning Johannos 11 gevangen. De harde vredesvoorwaarden, door Engeland tijdens het volgend bestand gesteld, werden afgewezen, on in 1359 werd de krijg met vernieuwde woede hervat; volkomen uitputting dwong Frankrijk echter tot den vrede van Bretigny, 8 !\Iei 1360. Intussehen was ook in Schotland oorlog gevoerd. Van den aanvang zijner regeering af had E. in alle belangrijke zaken zijn parlement geraadpleegd, dat van ’s konings positie behendig gebruik maakte om allerlei concessies te verkrijgen, die, allen meest tijdelijk en gedwongen toegestaan, reeds alle tegenwoordige parlementaire rechten inhielden. Sinds 1360 begon het geluk de engelscbe staatkunde den rug toe te koeren; tot 1374 gingen alle zuidfransche veroveringen, uitgenomen Bordeaux en Bayonne, weer verloren, hof-intrigues en misbruiken van allerlei aard slopen in de regeering, waartegen een deel van liet zg. „goede parlement” van liet jaar 1376 opkwam, nl. dat der Commons of Algetneenen, die nu afzonderlijk van de fractie (Ier Lords begonnen te vergaderen. In de laatste jaren verwekte het optreden van John W'iclif een heftige oppositie tegen het pausdom. E. stierf 21 Juni 1377. Hij is de stichter van de orde van den Kouseband Veel belangrijks omtrent E. en zijn tijd bevatten: Longman, Hintonj of the Ufc and timen of Edmii’il III (Lond. 1869), en Mackinnon, History of Ediranl III (Lond. 1900).

Edward IV (1461—83), geb. 28 April 1442 te Rouaan, zoon van Riehard van York, achterkleinzoon van Edward lil, droeg eerst den titel van graaf van Marcii, en nam, toen zijn vader in den Rozenkrijg bij Wakefield gevallen was (24 Dcc. 1460), diens aanspraken op den troon over, tegen Hendrik VI uit het buis Lancaster; met behulp v/d graaf van Warwick liet hij zich 2 Maart 1461 te Londen tot koning uitroepen en kwam door de overwinning van Towton ('29 Maart 1161) in het volle bezit van de kroon, In 1464 viel Hendrik VI in zijn handen, terwijl diens vrouw en zoon zich op het vasteland ophielden. Door zijn huwelijk met de jonge weduwe Eiizabeth Grey, dochter van Riehard Woodville, lord Rivers, en door in bet oog loopende begunstiging harer verwanten, wekte hij den naijver op der andere familiën, vooral der Nevilies en hun hoofd, den graaf van Warwick: naar wraak dorstend verbond deze zich eerst met E.’s jongeren ! broeder, Olarenee, vervolgens met de vrouw | van Hendrik VI, Margaretha, en werkte van \ Frankrijk uit rusteloos aan de vereeniging , aller ontevreden elementen: in 1470 moest E. zich voor hem uit de voeten maken: hij ; keerde echter in 1471 terug, en versloeg ; eerst Warwick bij Barnet, daarop Margaretha bij Tewkesbury (April en Mei 1471): War, wiek was gevallen, Hendrik YI werd in den ; Tower, op den dag van E ’s intocht in Londen (21 Mei), op geheimzinnige wijze omgebracht. : In vereeniging met Bourgondië, welks koning Karel den Koene, hij zijn zuster tot vrouw had gegeven, begon E. alsnu een oorlog tegen Frankrijk : slecht gesteund moest hij echter weldra vrede sluiten. Voor zijn verkwistende levenswijze ontzaglijk veel geld noodig hebbende, zocht hij dit steeds te verkrijgen zonder concessie aan bet parlement te moeten doen; hij dacht te dien einde de benevolenzen uit, vrijwillige geschenken van gegoede onderdanen aan de kroon; ook stak hij zich voor eigen rekening in allerlei handelsondernemingen en verrijkte zich voorts met de geconfiskeerde goederen van verbannenen. Overigens was bet zijn streven door bet uit den weg ruimen van alle tegenstanders zich het rustig bezit van den troon te verzekeren; zelfs de moord van zijn eigen broeder, Claronce (1478) kleeft aan zijn gedachtenis. Niettemin was deze vorst, die overigens ridderlijk en dapper van aard was en zich met een oogverblindende pracht omgaf, bij den adel en het ruwere deel der volksklasse zeer gezien. E. was er echter slechts in geslaagd den troon voor den duur van zijn eigen leven te bevestigen; toen hij 9 April 1483 stierf, vielen zijn zoons Edward V en Riehard ten offer aan de heerschzucht van hun oom.

Edward V (1483), geb. 3 Nov. 1470, zoon van Edward IV, volgde op 12-jarigen leeftijd zijn vader op; koningin Eiizabeth Grey (of Gray) en hare verwanten deden aanspraken gelden op de voogdijschap, doch de oom des konings, hertog Riehard van Gloucester (zie Riehard III) maakte zich van den persoon des jongen konings meester en liet zich door het parlement tot protector benoemen; nadat hij ook E.’s jongeren broeder, Riehard hertog van York, in zijn macht bad gebracht, vermeesterde hij ook de kroon; hij liet daartoe zijns broeders zonen voor onecht verklaren, wijl Edward IV vroeger heimelijk in den echt was getreden, en hield de beide broeders in den ïower gevangen; na zijn kroning (6 Juli 1483) werd bekend dat beiden dood waren. Ofschoon reeds dadelijk de openbare meening van moord sprak, werd eerst twintig jaren later de juiste toedracht der zaak bekend. Braekenbury, constable van den Tower, had geweigerd de knapen naar het bevel van Riehard om te brengen, maar er in toegestemd de sleutels voor een enkelen nacht over te geven aan zekeren James Tyrrel: deze had dien nacht toegang verleend aan twee gehuurde moordenaars, die de knapen in den slaap door middel van beddegoed verstikten.

Edward VI (1547—53), zoon van Hendrik VIII en diens derde vrouw, Jane Seymour, werd 12 Oct. 1537 geboren; hoewel zijn vader het regentschap aan een raad van 16 leden had opgedragen, wist E.’s oom van moederszijde, Edward Seymour (zie Somerset) zijn benoeming tot protector des rijks te bewerken. E. overl reeds 6 Juli 1553.

Edward VII (sinds 1901), koning van GrootBritanniö en Ierland, geb. 9 Nov. 1841, nam sinds den dood zijns vaders, prins-gemaal Albert (1861), voor zijn moeder meer en meer de vorstelijke representatieplichten waar. en volgde haar 22 Jan. 1901 op, den naam van Edward VII aannemende; hij werd 9 Aug. 1902 gekroond. Zie voorts Albert, dl. I, pag. 212.

< >