Gepubliceerd op 20-01-2021

Edgar

betekenis & definitie

Angelsaksisch koning, 959—975, geb. 944, zoon van koning Edmund, volgde zijn broeder Edwy op; onder zijn regeering stond Dunstan, bisschop van Canterbury op het hoogtepunt voor zijn staatkundige werkzaamheid ; E. wist in zijn rijk waarin drie nationaliteiten om den voorrang dongen, nl. engelschen, denen en britten, met grooten tact den vrede te bewaren, en zorgde vooral voor een goede en zonder aanzien des persoons doorgevoerde rechtspleging; de groote beteekenis van zijn regeering, waarin geen oorlogen voorvielen, ligt juist in zijn omzichtig, hervormend, de welvaart bevorderend binnenlandsch bestuur; al hetgeen hij tot stand had weten te brengen ging echter onder zijn navolgers spoedig weer verloren.

< >