Gepubliceerd op 20-01-2021

Dagö

betekenis & definitie

Dago, Dagen, Dagger. Eiland in den ingang der golf van Finland, behoorende tot het russisch gouvernement Ësthland, district Wiek; het is door een smalle sond van het eiland Osel gescheiden, is van n. tot z. 47 km. lang, tot 55 km. breed, en beslaat een oppervlakte van 960 km.2; de kusten zijn zeer gebroken en geheel met ondiepten, zandbanken en kleine eilanden bezet, waardoor de vaart in de nabijheid zeer gevaarlijk is; op de uiterste spits van het westelijk voorgebergte, Dager geheeten, bevindt zich een vuurtoren. Het eiland is over bet geheel vlak; in het centrum en aan de noordoostkust bevinden zich groote poelen, tezamen 14,000 bunder groot; de bodem is op vele punten steenachtig; Vs van het eiland is met wouden bedekt; alleen het zuidelijk en zuidwestelijk deel, dat een vruchtbaren, mergelhoudenden bodem heeft, eigent zich voorden graanbouw, die echter belangrijk bij de weidecultuur achterstaat. De 16,000 bewoners (Esthen, Duitschers, Zweden) bestaan van akkerbouw, veeteelt, visch- en robbenvangst, het vellen van hout, kalkbranden en eenigen handel, die in de beide kleine havenplaatsen Hoogenholm en Diepenhaven is geconcentreert. D. werd in 1645 door Denemarken aan Zweden en door dit laatste land in 1721 aan Rusland afgestaan.

< >