Gepubliceerd op 20-01-2021

Cochlearia

betekenis & definitie

L. Lepelkruid. Plantengeslacht van de familie der Oruciferen, met een 25-tal soorten, die in de noordelijke gematigde zone en tot in de hoogste arctische gewesten voorkomen; het zijn onbehaarde kruiden met wortel- en zittende of kortgesteelde stengelbladen en witte bloemen; in Nederland komen voor C. armoracia. meer-radijs, peperwortel, mierik (wortelbladon zeer groot, langwerpig; gekarteld, bloemkroon wit, niet zelden aan het strand en dijken, kruidachtige overblijvende plant, tot IV4 meter hoog, wordt ook gekweekt); G. danica, deensch lepelblad (bladen bijna allen duidelijk gesteeld, tweejarige plant, tot J/5 meter hoog, niet zeldzaam aan het strand); C officinalis, het gewone lepelblad ^onderste bladen gesteeld, breed-eirond, middelste eirond, stomp getand, bloemkroon wit, tweejarige of overblijvende plant, niet zeldzaam langs het strand, ook hier en daar elders); de bladen dezer soort zijn onderden naam herba cochleariae officineel (tegen scheurbuik), en worden ook wel als salade gegeten; C. anglica, engelsch lepelblad (onderste bladen eirond of eirond-langwerpig, hauwtjes zijdelings saamgedrukt, bloemkroon wit, tweejarige plant, vrij zeldzaam, aan het zeestrand.)

< >