1) De laatste der tyrannen van Sicyon, een Orthagoride, behoorde tot den stam der Aegialeërs, die de voordorische bevolking uitmaakten; hij veranderde hun naam in Archelaërs, terwijl hij tevens de voorrechten der drie dorische stammen, Hylleërs, Pamphylen, Dymanen, afschafte en hun de namen gaf van Hyaten, Onenaten en Ghoereaten (afleidingen van varken, ezel, zwijn), evenwel niet als bloote spotnamen, maar volgens Herodotus om hen daardoor te wijzen op de bedrijvigheid van den landbouw. Nadat hij eene omwenteling bedwongen had, ging hij voort met het dorisme te bestrijden waardoor hij met Argos in oorlog geraakte.
Hij begunstigde den eeredienst van Dionysus, die bij de Doriërs niet in aanzien was, en verbood het toelaten van rhapsoden om de zangen van Homerus voor te dragen, daar deze dichter Argos en de aristocratie verhief. In den crissaeïschen oorlog was Cl. een der aanvoerders (590 v. C.) en bouwde daarna van den gemaakten buit een prachtigen zuilengang, gelijk hij over ’t algemeen pracht en weelde beminde. Zijn dochter Agariste huwde met den akmaeonide Megacles. Kort na ’tjaar576 schijnt hij ten val gebracht te zijn. Zijn kleinzoon, de zoon van Megacles en Agariste, was
2) de beroemde atheensehe staatsman Clisthenes. Door een godspraak van de Pythia, die voor de herbouwing van haren afgebranden tempel hare dankbaarheid wilde toonen, werden de Spartanen onder Cleomenes (zie Cleomenes I) aangespoord om de Pisistratiden te verdrijven (510), waarop de Alcmaeoniden terugkeerden; Clisthenes sloot zich, in strijd met den aristocratisch gezinden Isagoras, bij de volkspartij aan. Om de macht van den adel te fnuiken, schafte hij met toestemming der Pythia, de vier oude phylen af en verdeelde Attica naar de geographische ligging in vier phylen, naar attische heroën geheeten, Erechtheïs, Aegeïs, Pandionis, Leontis, Acamanthis Oeneïs, Cecropis, Hippothoöntis, Acantis, Antiochis. Elke phyle was weder in 10 deinen verdeeld, wier aantal later tot 174 klom. Verder vermeerderde Clisthenes ook de burgerij door metoecen en vreemden en voerde het ostracisme in. Een gevolg zijner nieuwe inrichtingen was ook het kiezen van ambtenaren door het lot in plaats van door het opsteken der handen. Wel gelukte het Isagoras met behulp van Cleomenes in 508 voor Chr., om Clisthenes te verdrijven, doch spoedig keerde hij terug en bevestigde de democratie, gelijk hij over 't geheel een man was verheven boven vooroordeelen van maatschappelijken stand, die met een juisten blik zag dat de wetgeving van Solon noch het volk noch den adel bevredigde ; aan de democratie had Athene zijne grootheid maar ook later zijn val te danken.