beroemd plant- en dierkundige, in 1776 te Reichenberg in het Odenwald geb., legde zich als geneesheer te Frankfort a/M. voornamelijk toe op de entomologie, ornithologie en botanie, was hoogleerar in de botanie te Erlangen, Bonn en Breslau, werd in 1851 als republikein gesuspendeerd en kort daarop uit zijn betrekking ontslagen. Hij overleed in 1858.
Onder de duitsche kruidkundigen neemt N. een voorname plaats in, daar hij niet alleen op het gebied der beschrijvende, maar ook op dat der wijsgeerige plantkunde veel voortreffelijks geleverd heeft. Onder zijn vele werken komt o. a. voor de Lnumeratio plcmtarum cryptogamicarum Javae et insularum adjacentium (Breslau 1830).Zijn broeder Theod. Friedr. Ludw. N., hoogleeraar en inspecteur van den botan. tuin te Bonn, in 1787 geb. en in 1837 overl., heeft zich ook als kruidkundige onderscheiden.
